De drukslang of drukleiding
bevestigen
De drukslang en/of drukleiding en
extra accessoires (zoals slangklem-
men) zijn niet bij de levering inbegre-
pen.
• Gebruik een drukslang als de
pomp wordt gebruikt in een niet-
vaste installatie.
• Gebruik een drukleiding met
terugslagklep om de pomp in een
permanente installatie te gebruik-
en.
De adapter moet worden bijgesned-
en om de volgende stappen te kunnen
uitvoeren. Lees de toepassingsopties
zorgvuldig door voordat u de adapt-
er bijsnijdt.
De 13 mm (½") drukslang bevesti-
gen
Schuif een geschikte slangklem op de
drukslang.
Sluit de drukslang aan op de adapter
Duw de slangklem zo dat het op de drukslang
en het adapterstuk rust.
Draai de slangklem vast.
De 19 mm (¾"), 25 mm (1") of
38 mm (1½") drukslang bevestigen
Snijd de adapter
beter debiet.
Zaag met een zaag (niet meegeleverd) de
aansluiting naar de adapter
af.
Schuif een geschikte slangklem op de
drukslang.
Sluit de drukslang aan op de adapter
Duw de slangklem zo dat het op de drukslang
en het adapterstuk rust.
Draai de slangklem vast.
Montage / Bediening en onderhoud van het apparaat
.
9
bij voor een
9
die erop rust
9
.
9
Het aansluitsysteem voor de
33,3 mm (G 1") drukslang
aanbrengen
Zaag met een zaag (niet meegeleverd) de
adapter
af direct boven de G 1"-leid-
9
ingschroefdraad.
Ontbraam indien nodig de interface met
behulp van een vijl of schuurpapier.
Schroef het aansluitsysteem rechtsom op de
G 1"-leidingschroefdraad tot het stevig vastzit.
Bevestig het koppelstuk aan het aansluitsysteem
aan de drukslang en steek beide delen in
elkaar.
Het aansluitsysteem voor de
38 mm (G1½") drukleiding aan-
brengen
Schroef de adapter
door deze linksom te draaien.
Plaats de terugslagklep
ing van het aansluitstuk
Schroef het aansluitsysteem rechtsom op de
G1½"-leidingschroefdraad tot het stevig
vastzit.
Bevestig het koppelstuk aan het aansluitsys-
teem aan de drukslang en steek beide delen in
elkaar.
Bediening en onderhoud van
het apparaat
De vlotterschakelaar instel-
len
OPMERKING! RISICO OP BESCHADIG-
ING!
Verkeerd gebruik van het apparaat kan leiden tot
schade aan het apparaat.
Zorg ervoor dat de vlotterschakelaar niet ver-
strikt kan raken in vreemde voorwerpen (bijv.
wortels, roosters, enz.).
Het apparaat wordt automatisch in- en uit-
geschakeld met behulp van de vlotterschakelaar
.
5
Het apparaat schakelt zichzelf uit als de vlot-
terschakelaar
meer dan 45° naar beneden
5
wordt gekanteld.
van het aansluitstuk
9
12
in de aansluitopen-
10
.
12
NL/BE
23