6.6
Aandachtspunten t.b.v. elektrotechnische installatie
BELANGRIJK
►
► De toe te passen voedingskabel moet geschikt zijn voor
buitengebruik (bij voorkeur YMvK-as) met een aderdikte van
minimaal 2,5 mm .
Plaat in de voedingskabel werkschakelaar Q1, zie §8.3.1 en
§8.3.3, om de installatie bij calamiteiten of service volledig
spanningsloos te kunnen maken. Sluit de bedrading van de
voedingskabel aan op de juiste klemmen, zie ook §8.3.1 en
§8.3.3.
► Gebruik voor de modbus signaalkabel (maximaal 20 meter,
t.b.v. communicatie tussen de buiten- en binnenunit)
een afgeschermde datakabel, 1 pair (computer cable
shielded twisted pair) om signaalinvloeden van buitenaf
te voorkomen. Deze dient aangesloten te worden op de
klemmen 20 (485-A3) en 21 (485-B3), zie §8.3.1.
► De kabels dienen via de kabelwartels in de buitenunit
te worden ingevoerd. Kabels en wartels dienen goed op
elkaar aan te sluiten om intrede van regen- en spuitwater
te voorkomen. Draai de wartels goed aan voor een correcte
afdichting.
► Elektrotechnische werkzaamheden mogen alleen door
daarvoor bevoegd personeel worden uitgevoerd.
► De afdekkap en eventueel verwijderde panelen dienen na
afronden van de elektrotechnische werkzaamheden correct
te worden terug geplaatst. Niet correct terugplaatsen kan
leiden tot ongewenst intreden van regen- en spuitwater,
ongedierte e.d., wat kan leiden tot storing of (onherstelbare)
schade aan de installatie.
6.7
Plaatsen van de buitenunit
► Zorg voor voldoende ruimte rondom de buitenunit voor het goed
kunnen uitvoeren van onderhouds- en reparatiewerkzaamheden.
► Zorg ervoor dat de afstand tussen het maaiveld en de onderzijde
van de buitenunit minimaal 300 mm is om te voorkomen dat de
unit spatwater, sneeuw(duinen) of straatvuil aanzuigt.
Elektrotechnische werkzaamheden aan
de buitenunit mogen niet uitgevoerd
worden bij (kans op) neerslag of bij (kans
op) de aanwezigheid van (spat)water.
Lucht uitblaas
25