Temperatuur van de afkoeling
Variant A: Als de schoorsteensensor (6) tot de temperatuur (35C) opwarmt, schakelt de ketel (1) met de
geintegreerde pomp uit. Als de schoorsteensensor (6) tot de temperatuur (55C) opwarmt, schakelt het ventiel (2)
om en de ketelpomp (8) zet aan. Op die manier wordt de ketel (1) van het hydraulisch systeem ontbonden. Als de
sensor (6) boven de ketelafkoeling temperatuur is, gaat de warmte aan de verwarmingscircuits en WGW worden
overdragen.
Variant B: als de schoorsteensensor (6) tot de temperatuur (35C) opwarmt, schakelt de ketel (1) uit. Als de
schoorsteensensor (6) tot de temperatuur (55C) opwarmt, schakelt het ventiel (2), de pomp (5) schakelt uit en de
schoorsteenpomp (8) zet aan. Als de temperatuur van de sensor (6) boven 92C stijgt, gaat de overschot van de
warmte aan de verwarmingscircuits en WGW worden overdragen. Indien de schoorsteen (7) koud is, schakelt de
pomp (5) aan of uit op basis van de gegevens van temperatuursensor (3) en de instellingen van de parameter
Minimale temperatuur.
92C
menu serviceinstellingen Systeem
Aanvullende warmtebron
31