verhogen.
7. Sluit de recirculatieleiding.
8. Stel het gasstroomdebiet weer af.
8
Beëindiging van omleiding
1. Schakel de gasstroom uit.
2. Schakel de watercirculatie in de warmtewisselaar uit.
3. Verminder langzaam het debiet van de arteriële pomp en sluit de veneuze terugstroming af.
4. Klem de ontluchtingsleiding van de oxygenator af.
5. Klem de arteriële leiding af.
Opmerking: Er moet een minimum bloedstroom in de oxygenator worden behouden om de extracorporele
recirculatie te kunnen herstarten (zie: 9.6/9.7). Er mogen geen protaminen worden toegediend.
6. Open de recirculatieleiding.
7. Verhoog het bloedstroomdebiet tot 100—300 mL/min.
Waarschuwing: Tijdens recirculatie mag het bloedstroomdebiet nooit hoger zijn dan 300 mL/min.
9
Lucht verwijderen uit de oxygenator
Voer de volgende stappen uit om lucht te verwijderen uit de oxygenator:-
1. Schakel de gasstroom uit.
2. Schakel de arteriële pomp uit.
3. Klem de arteriële leiding af.
4. Klem de veneuze leiding af.
5. Ventileer de oxygenator naar een voldoende gevuld reservoir via de recirculatieleiding gedurende één minuut
met ongeveer 300 mL/min.
6. Verwijder lucht uit de oxygenator door de ventilatieopening te openen.
7. Alle lucht moet worden verwijderd via de ventilatieleiding.
8. Verwijder de klemmen van de arteriële en veneuze leidingen en start de omleiding weer op, sluit de
recirculatieleiding en veneuze ventilatieleiding van de oxygenator.
10
Vervangen van een oxygenator
Procedure:
1. Stop de watertoevoer naar de oude oxygenator en verwijder de waterleidingen.
2. Ontkoppel alle verbindingen naar de oude oxygenator die niet langer nodig zijn.
3. Haal de oude oxygenator uit de houder en vervang deze door een nieuwe oxygenator.
4. Stop de bloedpomp.
5. Klem de veneuze leiding af bij het veneuze reservoir.
6. Klem de veneuze en arteriële leidingen af bij de oxygenator.
7. Vul het cardiotomiereservoir met voldoende vloeistof om de tweede oxygenator te kunnen vullen.
8. Als u een zacht reservoir gebruikt, ventileert u hetzelfde.
9. Koppel de gas- en bewakingsleidingen los.
10. Sluit de waterleidingen aan op de nieuwe oxygenator en open de watertoevoer. Controleer de oxygenator op
lekken.
11. Ontkoppel aseptisch de bloedinlaat-, bloeduitlaat- en recirculatieleidingen van de oude oxygenator.
12. Sluit alle leidingen aseptisch aan op de nieuwe oxygenator en zorg ervoor dat deze vrij is van luchtbellen en
bevestig alle verbindingen.
13. Open de recirculatie- en de veneuze inlaatleidingen van de oxygenator. De veneuze terugstroomleiding en de
arteriële leiding moeten afgeklemd blijven.
14. Schakel de bloedpomp in en vul de oxygenator langzaam.
15. Recirculeer het bloed via de recirculatieleiding.
16. Zodra het complete systeem luchtvrij is en er geen lekken zijn ontdekt, opent u de veneuze en arteriële leidingen.
De omleiding kan weer worden gestart.
17. Sluit de recirculatieleiding.
18 | P a g e