GRONDBEGINSELEN VAN DEEL I EN DEEL II
Het optreden van steen- en corrosieschade in warmwa-
terverwarmingsinstallaties is gering, als
- een vakkundige planning en inbedrijfstelling plaatsvindt;
- de installatie corrosietechnisch gesloten is;
- een voldoende gedimensioneerde drukhouder geïnte-
greerd is;
- de richtwaarden voor het verwarmingswater in acht
worden genomen;
- de installatie regelmatig wordt gecontroleerd en on-
derhouden.
Er dient een installatieboek met de relevante plannings-
gegevens te worden bijgehouden (VDI 2035).
MOGELIJKE SCHADE BIJ NIET-NALEVING
- Storingen en uitval van onderdelen en componenten
(bijv. pompen, kleppen)
- Interne en externe lekkage (bijv. van warmtewisselaars)
- Verkleining van doorsneden en verstopping van onder-
delen (bijv. warmtewisselaars, buisleidingen, pompen)
- Materiaalmoeheid
- Vorming van gasbellen en gaskussens (cavitatie)
- Vermindering van de warmteoverdracht (vorming van
aanslag, afzettingen) en daarmee samenhangende gelui-
den (bijv. kookgeluiden, stroomgeluiden)
KALK – DE ENERGIEKILLER
Het vullen met onbehandeld drinkwater leidt er onver-
mijdelijk toe dat alle calcium als ketelsteen neerslaat.
Het gevolg is dat aan de warmteoverdrachtsvlakken van
de verwarming kalkaanslag ontstaat. Hierdoor daalt het
rendement en stijgen de energiekosten. Volgens een
vuistregel betekent een kalkaanslag van 1 millimeter al
een rendementsverlies van 10%. In extreme gevallen kan
hierdoor zelfs schade aan de warmtewisselaars ontstaan.
ONTHARDING VOLGENS VDI 2035 – DEEL I
Als het drinkwater vóór het vullen van de verwarming
volgens de richtlijnen van VDI 2035 wordt onthard, kan
er zich geen ketelsteen vormen. Zo wordt kalkaanslag
en de negatieve invloed hiervan op de complete verwar-
mingsinstallatie doeltreffend en duurzaam voorkomen.
Technische wijzigingen voorbehouden | 83053700hNL – vertaling van de installatie- en gebruikershandleiding | ait-deutschland GmbH
CORROSIE – EEN ONDERSCHAT PROBLEEM
VDI 2035 deel II gaat dieper op de corrosieproblematiek
in. De ontharding van het verwarmingswater kan onvol-
doende blijken. De pH-waarde kan de grenswaarde van
10 aanzienlijk overschrijden. Er kunnen pH-waarden van
meer dan 11 optreden, die zelfs rubberen afdichtingen
beschadigen. Zo is weliswaar aan de richtlijnen van VDI
2035, blad 1 voldaan, maar schrijft VDI 2035, blad 2 een
pH-waarde tussen 8,2 en maximaal 10 voor.
Wanneer aluminium materialen worden gebruikt, wat in
veel moderne verwarmingsinstallaties het geval is, dan
mag een pH-waarde van 8,5 niet worden overschreden,
omdat anders corrosie dreigt (aluminium wordt zonder
de aanwezigheid van zuurstof aangetast). Dus moet niet
alleen het vul- en aanvullende verwarmingswater wor-
den onthard, maar moet het verwarmingswater ook
adequaat worden geconditioneerd. Alleen zo kunnen de
voorschriften van VDI 2035 en de aanbevelingen en in-
bouwinstructies van de warmtepompfabrikant worden
nageleefd.
Blad 2 van VDI 2035 wijst bovendien op de verlaging van
het totale zoutgehalte (geleidbaarheid). Het risico van
corrosie is bij gebruik van volledig ontzout water veel
kleiner dan bij gebruik van zouthoudend, dus onthard
water.
Drinkwater bevat, ook als het vooraf werd onthard, op-
geloste, corrosieve zouten, die door het gebruik van
verschillende materialen in het verwarmingssysteem als
elektrolyten werken en zo het corrosieproces versnel-
len. Dit kan uiteindelijk zelfs tot puntroestvorming lei-
den.
MET DE ZOUTARME WERKWIJZE OP SAFE SPELEN
Met de zoutarme werkwijze treden bovengenoem-
de problemen helemaal niet op, omdat noch corrosie-
ve zouten zoals sulfaten, chloriden en nitraten, noch het
alkaliserende natriumhydrogeencarbonaat in het ver-
warmingswater voorkomen. De corrosieve eigenschap-
pen zijn bij volledig ontzout water zeer laag, bovendien
kan er zich ook geen ketelsteen vormen. Dit is de ideale
werkwijze bij gesloten verwarmingscircuits, omdat met
name ook een geringe zuurstoftoevoer naar het verwar-
mingscircuit kan worden getolereerd.
Bij het vullen van de installaties met volledig ontzout wa-
ter stelt de pH-waarde zich normaal gesproken door
zelfalkalisering in het ideale bereik in. Indien nodig kan
door toevoeging van chemicaliën zeer eenvoudig tot een
pH-waarde van 8,2 worden gealkaliseerd. Zo wordt de
optimale bescherming van de gehele verwarmingsinstal-
latie bereikt.
19