9677278
7.7
Wateraansluiting
De watervoerende leidingen en componenten zijn niet vorstveilig uitgevoerd.
Wanneer op de opstelplaats van de machine de temperatuur onder de 5 °C zou kunnen
dalen, moeten er hiervoor geschikte vorstbeschermingsmaatregelen worden genomen.
Informatie over nominale diameters, dwarsdoorsneden enz. hebben betrekking tot de
machine.
Bouwzijdse installaties moeten conform de plaatselijke omstandigheden (bijv.:
leidingdoorvoering, toevoerlengtes) worden gedimensioneerd.
Aansluitingen voor media en energie op de machines eindigen volgens de stand van de
constructie (normaal gesproken uit de buurt van de bouwzijdse aansluitpunten). De
verbindingen moeten door hiervoor geconcessioneerde vaklui worden gemaakt.
Alle parameters van de toegevoerde media en energieën moeten gedurende de hele
werking constant worden gehouden.
Aansluitingen voor verswater moeten volgens de plaatselijk geldige voorschriften worden
uitgevoerd (Duitsland bijv.: DIN 1988). In iedere watertoevoerleiding dient bouwzijds een
voor het bedieningspersoneel bereikbare afsluitvoorziening te worden ingepland. In de
machine is een netscheiding (Duitsland conform EN1717) ingebouwd. Aansluitingen voor
afvalwater moeten volgens de plaatselijk geldige voorschriften worden uitgevoerd
(Duitsland bijv.: DIN 1986).
De wateraansluiting van de machine bevindt zich onder aan de invoerkant.
Om transportschade te voorkomen kunnen er desgewenst watervoerende leidingen zijn
gedemonteerd. Die moeten vóór de inbedrijfstelling weer worden gemonteerd.
18 / 44
Watervoerende leidingen
bijv.: aan de waterteller monteren.