Centrifugaalpomp ACP
STANDARD, C-01-000000
2.10 Veiligheid op de plaats waar de machine staat
Aan de machine is er geen permanente werkplek. Het verblijf aan de machine is al-
leen nodig bij inspectie- en onderhoudsactiviteiten.
Alle gebieden voor exploitatie en onderhoud van de machine moeten goed verlicht en
geventileerd zijn (industriële verlichting).
De fundering moet sterk genoeg zijn om het gewicht van de machine te kunnen dra-
gen.
De omgeving van de machine en de vluchtroutes dienen vrij te worden gehouden. De
zone rond de machine moet als gevarenzone gekenmerkt zijn.
De machine en de omgeving rond de machine dienen schoon te worden gehouden.
Vooral olie en smeermiddelen op de vloer en op machineonderdelen verhogen het ge-
vaar voor uitglijden. Op die manier vormen zij, vooral in combinatie met ondeskundig
opgeborgen gereedschappen, een aanzienlijk letselrisico. De werkzone moet vrij zijn
van afval, gereedschap en andere voorwerpen.
De vloer rond de machine moet uit een slipvast materiaal bestaan.
Het klimmen op machinedelen resp. het klimmen op de machine (met uitzondering
van de hiervoor bedoelde treden) is verboden, om een val van de machine resp. be-
schadigingen aan de machine te vermijden. Er dienen klimhulpmiddelen te worden ge-
bruikt die voldoen aan de geldende normen.
Verkeerde lichaamshouding en overmatige lichamelijke inspanningen moeten door het
gebruik van bedienings- en onderhoudsplatforms en hijsmiddelen worden voorkomen.
Om ongeborgde plaatsen met valgevaar te kunnen identificeren en de nodige be-
schermingsmaatregelen te kunnen treffen, moet het vakpersoneel een passende op-
leiding krijgen.
2.11 Temperatuur
Bij werkzaamheden aan onderdelen van de machine waarbij de temperatuur hoger
wordt dan 65°C, dient u persoonlijke beschermingsmiddelen te dragen om verbrandin-
gen/verbrandingen door hete vloeistoffen te voorkomen.
Noodzakelijke veiligheidsmaatregelen (bijv. isolatie, veiligheidshandschoenen, scho-
ling enz.) dienen door de exploitant te worden getroffen.
Onderhoudswerkzaamheden mogen pas worden uitgevoerd nadat de hete oppervlak-
ken zijn afgekoeld.
2.12 Lawaai
Bij gebruik van de machine is het geluidsniveau van de motor vaak hoger dan het ge-
luidsniveau van de machine zelf. Hierdoor kan, afhankelijk van type motor, het totale
geluidsniveau veranderen.
Alle geluidsemissies van de machines die in de productiehal staan, kunnen een be-
perking van de gesproken communicatie opleveren en het gehoor beschadigen.
De machine is zodanig ontworpen dat bij normaal bedrijf geen bediening direct aan de
machine noodzakelijk is. Tijdens het verrichten van onderhouds- of instelwerken aan
de lopende machine dient u een geschikte gehoorbescherming te dragen.
2.12.1 Geluidsniveau
De geluidsniveaus zijn vastgesteld volgens ISO9614.
Het is niet mogelijk om alle verschillende machinetoepassingen te meten, daarom is
de waarde berekend op basis van metingen met vergelijkbare machines en volgens
Rev. 2.9
Veiligheid
21