Aandrijving / Sluiter / Beeldstabilisatie – Beeldstabilisatie
De beeldstabilisatie gebruiken
•
Als een lens met een O.I.S.-schakelaar wordt gebruikt, zet de schakelaar op de lens
op [ON].
•
Bij het gebruik van een lens die geen communicatiefunctie met deze camera heeft,
wordt, na het inschakelen van de camera, een bericht weergegeven met de vraag
om bevestiging van de lensinformatie.
De correcte werking van de beeldstabilisatiefunctie vereist dat de brandpuntafstand
ingesteld wordt om bij de bevestigde lens te passen.
Stel de brandpuntafstand in zoals in het bericht gevraagd wordt.
Dit kan ook ingesteld worden met gebruik van het menu.
•
Wanneer de ontspanknop tot halverwege ingedrukt wordt, kan de
waarschuwingsicoon voor camerabewegingen [
weergegeven worden.
Als dit weergegeven wordt, wordt aangeraden een statief, de zelfontspanner te
gebruiken.
•
Wij raden aan de beeldstabilisatiefunctie uit te schakelen als een statief gebruikt
wordt.
•
Het kan zijn dat de beeldstabilisatie trillingen of werkgeluiden produceert tijdens
de werking. Dit duidt niet op een slechte werking.
•
Bij het gebruik van een lens die geen communicatiefunctie met deze camera
heeft, kunt u het bericht verbergen dat wordt weergegeven nadat de camera
wordt ingeschakeld en waarin wordt gevraagd om bevestiging van de
lensinformatie:
([Bevestiging lensinfo]:
•
U kunt het referentiepunt weergeven en de status van de camerabewegingen
controleren:
([Beeldstab. Statusbereik]:
553)
543)
257
([Lensinformatie]:
] op het opnamescherm
264)