Het apparaat installeren en configureren > Gebruik van het bedieningspaneel
Gebruik van het bedieningspaneel
Werking paneeltoetsen
3
4
5
1 Toets [Home] (
): Geeft het scherm Home weer.
OPMERKING
Druk lang op de toets [Home] (
2 Functietoetsen: Met deze toetsen kunt u verschillende functies en toepassingen registreren, waaronder kopiëren en
scannen.
3 Toets [Spaarstand]: Zet het apparaat in de slaapstand. Schakelt de slaapstand uit.
4 Toets [Status/Taak annuleren]: Geeft het scherm Status/Taak annuleren weer.
5 Lampje [Takenscheider]: Knippert als er zich papier in de takenscheiderlade bevindt.
6 Lampje [Data]: Knippert terwijl de machine aan het afdrukken of verzenden/ontvangen is of toegang heeft tot de
harde schijf/SSD.
7 Lampje [Opgelet]: Brandt of knippert wanneer een fout optreedt en een taak wordt afgebroken.
8 Toets [Systeemmenu/Tellers]: Geeft het scherm Systeemmenu weer.
9 Toets [Reset]: Zet de instellingen terug in hun oorspronkelijke stand.
10 Toets [Stop]: Annuleert of onderbreekt de lopende taak.
11 Toets [Start]: Start het kopiëren en scannen en het verwerken van instellingen.
12 Toets [Verificatie/Afmelden]: Schakelt tussen verificatie gebruiker en verlaat de taak voor de huidige gebruiker (bv.
afmelden).
13 Toets [Onderbreken]: Geeft het scherm Kopiëren tijdens onderbreking weer.
14 Toets [Num. Toetsenbord]: Geeft de numerieke toetsen op het aanraakscherm weer.
2
6
7
8
) om te schakelen tussen het standaardscherm en het scherm Toegankelijkheid.
14
1
9
2-10
13
12
10
11