12. Vlinderklep 1 iets openen. De schijf mag
niet boven de behuizing uitsteken.
13. Bouten 4 in alle fl ensgaten steken.
14. Boutverbinding afhankelijk van de
behuizingsvorm:
bouten 4 met moeren 5 kruiselings iets
aanhalen (bij waferuitvoering);
schroefdraadverbinding (bij LUG-
uitvoering).
5
15. Schijf helemaal openen en uitlijning van
de pijpleiding controleren.
16. Moeren 5 kruiselings aanhalen, totdat
de fl enzen direct tegen de behuizing
aanliggen.
Toegestaan aanhaalmoment van de
bouten in acht nemen.
Nominale
Aanhaal-
doorlaat
moment
DN 40
25 Nm
DN 50
35 Nm
DN 65
40 Nm
DN 80
45 Nm
DN 100
50 Nm
DN 125
60 Nm
DN 150
70 Nm
DN 200
85 Nm
DN 250
95 Nm
4
Nominale
Aanhaal-
doorlaat
moment
DN 300
105
DN 350
145
DN 400
165
DN 450
185
DN 500
215
DN 600
230
DN 700
280
DN 800
380
DN 900
460
11.3
Montage van de ATEX-
uitvoering
Potentieel-
vereff ening
1. Vlinderklep monteren, zie hoofdstuk 11.2
"Montage van de standaarduitvoering".
2. De aardingskabel van de vlinderklep
met de aardaansluiting van de installatie
verbinden.
3. Doorgangsweerstand tussen
aardingskabel en aandrijfas controleren
(waarde <10
31 / 40
Ω, typische waarde <5 Ω).
6
490