15. Glossarium
Apnoe
BiLevel
CPAP
EEPAP
EPAP
106
NL
Glossarium
Als ademstilstand of apnoe wordt een minstens
10 seconden lang durende uitvallen van de buitenste
ademhaling aangeduid.
Meestal wordt de apnoe door een wekreactie van het
lichaam beëindigd. Daardoor wordt de slaap onderbroken
en in de regeneratiefunctie gereduceerd.
Men maakt verschil tussen obstructieve apnoes, waarbij de
ademhaling door een afsluiting van de bovenste ademwe-
gen wordt verhinderd en centrale apnoes waarbij de ade-
maandrijving uitvalt.
Beademingsvorm in de pneumologie met twee drukni-
veaus: de IPAP tijdens de inspiratie en de EPAP tijdens de
expiratie.
Hoe hoger het verschil tussen IPAP en EPAP (PDIFF) is, des
te meer wordt de patiënt bij zijn ventilatie door het appa-
raat ondersteund. Daardoor dat de EPAP kleiner is dan de
IPAP wordt de uitademing van de patiënt duidelijk verge-
makkelijkt.
De CPAP-therapie is bestemd voor de behandeling van het
obstructieve slaapapnoe-syndroom. CPAP betekent Conti-
nuous Positive Airway Pressure (continue ademwegover-
druk), d.w.z. tijdens het slapen wordt de patiënt continu
ademlucht met een constante lichte overdruk toegevoerd.
In het algemeen gebeurt dit door middel van een nasaal of
fullface masker. Met behulp van deze „pneumatische on-
dersteuning" worden de ademwegen open gehouden en
zodoende het optreden van apnoes, hyponeus, stroombe-
perkingen en snurken voorkomen.
Druk aan het einde van de expiratie
Druk tijdens de expiratie