3.
Controleer aan de achterzijde van de printer of er twee lampjes branden bij de netwerkpoortaansluiting:
een oranje knipperlampje ten teken van netwerkverkeer en een groen lampje dat de netwerkkoppeling
aangeeft.
4.
Als het probleem hiermee niet is verholpen, probeert u een andere kabel of poort op de hub.
De computer kan niet met de printer communiceren
Controleer of de printer communiceert met het netwerk en de computer.
1.
Test de netwerkcommunicatie door een ping-opdracht uit te voeren op het netwerk.
a.
Open een opdrachtregel op uw computer.
●
●
b.
Typ ping, gevolgd door het IP-adres voor uw printer.
c.
Het netwerk werkt als er retourtijden worden weergegeven in het venster.
2.
Als de ping-opdracht is mislukt, controleer dan of de netwerkhubs zijn ingeschakeld en controleer
vervolgens of de netwerkinstellingen, de printer en de computer allemaal voor hetzelfde netwerk zijn
geconfigureerd (ook bekend als subnet).
3.
Ga naar de printereigenschappen en klik op het tabblad Poorten. Controleer of het huidige IP-adres van de
printer is geselecteerd. Het IP-adres van de printer wordt weergegeven op de configuratiepagina.
4.
Als u de printer hebt geïnstalleerd met de standaard TCP/IP-poort van HP, schakelt u het vakje Altijd
afdrukken naar dit apparaat, zelfs als het IP-adres verandert in.
5.
Als u de printer hebt geïnstalleerd met een standaard TCP/IP-poort van Microsoft, gebruikt u de hostnaam
van de printer in plaats van het IP-adres.
6.
Als het IP-adres juist is, verwijdert u de printer en voegt u deze opnieuw toe.
7.
Installeer de printersoftware en printdriver opnieuw.
De printer maakt gebruik van de verkeerde koppelings- en duplexinstellingen voor het
netwerk
HP raadt aan deze instellingen op de automatische modus te laten staan (de standaardinstelling). Wanneer u
deze instellingen wijzigt, dient u deze ook voor uw netwerk te wijzigen.
Nieuwe softwareprogramma's zorgen mogelijk voor compatibiliteitsproblemen
Controleer of nieuwe softwareprogramma's juist zijn geïnstalleerd en de juiste printerdriver gebruiken.
Uw computer of werkstation is mogelijk niet juist ingesteld
Een onjuist geconfigureerde computer kan problemen met afdrukken veroorzaken.
1.
Controleer de instellingen van de netwerkdrivers, printerdrivers en netwerkomleiding.
2.
Controleer of het besturingssysteem juist is geconfigureerd.
118
Hoofdstuk 6 Problemen oplossen
In Windows: klik op Start, klik op Uitvoeren, typ vervolgens cmd en druk op Enter.
Ga in macOS naar Programma's, Hulpprogramma's en open Terminal.