Inhoudsopgave
Advertenties
4.4 Problemen verhelpen
De opgesomde problemen en de mogelijke oorzaken zijn niet definitief maar suggereren een aantal typische situ-
aties die kunnen optreden tijdens normaal gebruik van het lassysteem.
Lasapparaat:
Probleem
Het lasapparaat schakelt niet in.
Het lasapparaat werkt niet meer.
Draadaanvoer:
Probleem
De lasdraad wikkelt van de haspel af
Het draadaanvoermechanisme voert geen lasdraad aan.
© Kemppi
Aanbevolen handelingen
Controleer of de primaire kabel goed is aangesloten.
Controleer of de hoofdschakelaar van de stroombron op AAN
staat.
Controleer of de netspanning is ingeschakeld.
Controleer de zekering en/of de aardlekschakelaar.
Controleer of de tussenkabel tussen de stroombron en de draad-
aanvoerunit intact is en correct is aangesloten.
Controleer of de werkstukkabel is aangesloten.
Het gasgekoelde laspistool kan oververhit zijn. Wacht tot deze is
afgekoeld.
Controleer of geen van de kabels loszit.
De draadaanvoerunit kan oververhit zijn. Wacht tot de draad-
aanvoerunit is afgekoeld en controleer of de laskabel goed is
aangesloten.
De stroombron kan oververhit zijn. Wacht tot de stroombron is
afgekoeld en controleer of de koelventilatoren goed werken en
of de luchtstroom niet geblokkeerd is.
Aanbevolen handelingen
Controleer of de kap van de draadaanvoerunit gesloten is.
Controleer of de lasdraad niet op is.
Controleer of de lasdraad correct door de aanvoerrollen naar de
draadliner wordt gevoerd.
Controleer of het drukhandvat goed gesloten is.
Controleer of de druk op de aanvoerrollen goed is afgesteld
voor de lasdraad.
Controleer of de laskabel goed op de draadaanvoerunit is aan-
gesloten.
Blaas perslucht door de draadliner om te controleren of deze
niet geblokkeerd is.
59
Master M 205, 323
Gebruiksaanwijzing - NL
1922130 / 2325
Advertenties
Inhoudsopgave
