¤
Voor elke handset en de basistelefoon worden de standaardnaam (INT 1, ... INT
7), eventueel de door u ingestelde naam en een lijst met lijnen weergegeven die
voor het toestel zijn geconfigureerd en ingeschakeld. De kolom Verbinding
bevat de lijnnamen. Voor de GSM-verbinding wordt GSM weergegeven. De
GSM-verbinding wordt alleen weergegeven als de lijst met bekende apparaten
ten minste één GSM-toestel bevat. Wijzig eventueel de interne naam van het
toestel in veld Naam.
¤
Definieer voor elk toestel een verbinding als uitgaande lijn. Hiervoor klikt u in de
kolom voor uitgaande gesprekken op de optie achter de verbinding. De
bestaande toewijzing wordt automatisch gedeactiveerd.
Als u echter de optie Selecteer een lijn voor elke oproep selecteert, dan kunt u
bij elk gesprek kiezen via welke MSN de verbinding tot stand moet worden
gebracht.
Let op
Aan de basistelefoon en aan elke aangemelde handset is het Gigaset.net-num-
mer vast toegewezen als uitgaande lijn. Telefoonnummers die op #9 eindigen,
worden automatisch gekozen via Gigaset.net.
¤
Kies voor elk toestel de verbindingen die als inkomende lijnen moeten worden
toegewezen. Hiervoor klikt u in de kolom voor inkomende gesprekken op de
optie achter de verbinding. U kunt aan elke handset meerdere of geen lijn toe-
‰
wijzen (
= toegewezen).
¤
Klik vervolgens op de knop Opslaan om de instellingen op te slaan.
Opmerkingen
u
Als voor een toestel de toegewezen uitgaande lijn wordt gewist, wordt auto-
matisch de analoge vaste telefoonlijn resp. de eerste ISDN-MSN in de confi-
guratie toegewezen als uitgaande lijn.
Als de basistelefoon aangesloten is op het ISDN-net en er geen MSN's zijn
geconfigureerd, wordt de eerste VoIP-lijn van de configuratie gebruikt als uit-
gaande lijn.
u
Als een verbinding aan geen enkel toestel als inkomende lijn is toegewezen,
dan worden oproepen voor dit nummer noch op de basistelefoon, noch op
een handset gesignaleerd.
41