Het gebruik van de PCR-A30 als MIDI Controller
Advanced mode 1–3
Advanced mode 1 van AFTERTOUCH ASSIGN laat u de onder- en bovengrens van de
aftertouch waarde zelf toewijzen. Dit als extra parameter bovenop de in basic mode in te stellen
items. Advanced modes 2 en 3 laten u een aftertouch opdracht toewijzen aan een aparte noot
(Polyphonic Key Pressure) in plaats van aan een compleet kanaal.
1. Druk op [EDIT]
2. Beweeg de controller aan welke u een Aftertouch opdracht wilt toewijzen. In geval van een
drukknop, druk deze in.
Het scherm toont het nummer van de geselecteerde controller.
3. Controleer of deze juist is, en druk op [ENTER].
fig.at1
4. Druk op de [AFTERTOUCH] toets en druk dan op toets [1]-[3].
Het scherm toont de geselecteerde mode.
5. Druk op [ENTER].
6. Voer het gewenste kanaal in.
7. Druk op [ENTER].
8. In het geval van Advanced modes 2 of 3, voer het note nummer in.
9. In het geval van Advanced modes 2 of 3, Druk op [ENTER].
10.In geval van Advanced modes 1 en 3, geef de boven- en ondergrens van de waarde aan, zoals
hieronder beschreven in "Hoe stel ik het bereik van de waardes (boven- en ondergrens) in",
en geef de poort aan.
11.Als u Aftertouch toewijst aan een drukknop dient u nu de button mode toe te wijzen.
(➔"De button mode instellen (hoe de drukknoppen werken)" (p. 54))
Hoe stel ik het bereik van de waardes (boven- en ondergrens) in
Indien u in EDIT mode een Assign type hebt ingesteld dat u het bereik laat instellen van de in
te geven waardes, dient u de boven- en ondergrens in te stellen.
fig.max
1. Het volgende scherm komt op.
2. Gebruik de [DEC][INC] of de [0]-[F] knoppen om de bovengrens in te
stellen.
fig.min
3. Druk op [ENTER].
Het volgende scherm komt op.
4. Gebruik de [DEC][INC] of de [0]-[F] knoppen om de ondergrens in te
stellen.
5. Druk op [ENTER].
* Normaalgesproken toont het scherm 3 cijfers in de Decimal input mode. Er is dan geen plaats voor het
tonen van de parameter, die u aan het instellen bent, en het kan onduidelijk zijn wat u instelt. Schakel in
dat geval tijdelijk over op de Hexadecimal Mode om de parameter die u aan het veranderen bent te zien.
Schakel dan weer over op Decimal mode en ga verder.
*1 De -- velden tonen de huidige ingestelde waarde. Als deze nog niet is ingesteld wordt de standaard instelling weergegeven. Zelfs als u
58
het type of de mode van de MIDI opdracht die wordt toegewezen wordt veranderd, wordt de standaard waarde weergegeven. Deze is
verlicht als deze hetzelfde is als de huidig ingestelde waarde of knipperen als deze anders is.
*1 Ter referentie
*1 Ter referentie