Figuur 48
1. Luchtfilterklemmen
2. Luchtfilterdeksel
Onderhoud van het voorfilter
1. U mag het papierfilter niet reinigen; vervang
het(Figuur 48).
2. Controleer het filter op scheuren, een vettig oppervlak
of beschadiging van de rubberen afdichting.
3. Vervang het papierelement als het is beschadigd.
Onderhoud van het hoofdluchtfilter
Reinig het hoofdluchtfilter niet, maar vervang het.
Belangrijk: Probeer het hoofdfilter niet te reinigen. Als
het hoofdfilter vuil is, betekent dit dat het voorfilter is
beschadigd. U moet dan beide filters vervangen.
Filters monteren
Belangrijk: U mag de motor nooit laten lopen zonder
dat beide luchtfilters zijn gemonteerd, omdat anders de
motor schade kan oplopen.
1. Als u nieuwe filters monteert, moet u elk filter
controleren op transportschade. Een beschadigd filter
mag niet worden gebruikt.
2. Als u het hoofdfilter vervangt, schuif het dan
voorzichtig in de filterbehuizing (Figuur 48).
3. Schuif het voorfilter voorzichtig over het hoofdfilter
(Figuur 48). Zorg ervoor dat het filter volledig vastzit
door de buitenring van het filter tijdens de montage
aan te drukken.
Belangrijk: Druk niet op het zachte midden van
het filter.
4. Plaats het luchtfilterdeksel met het ontluchtingsventiel
omlaag en draai het zo dat de bevestigingsklemmen het
deksel op de juiste plaats vergrendelen (Figuur 48).
3. Voorluchtfilter
4. Hoofdluchtfilter
Motorolie verversen/oliepeil
controleren
Type olie:Reinigingsolie (API onderhoudsclassificatie SF,
SG, SH, SJ of SL)
Olie-inhoud: met vervanging van filter, 2,1 l; zonder
vervanging van filter, 1,8 l
Viscositeit: zie onderstaande tabel.
Opmerking: Gebruik van multigrade-olie (5W-20, 10W-30
of 10W-40) zal leiden tot een hoger olieverbruik. Controleer
vaker het oliepeil als u multigrade-olie gebruikt.
Het motoroliepeil controleren
Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks
Opmerking: Controleer het oliepeil als de motor koud is.
WAARSCHUWING
Contact met hete oppervlakken kan lichamelijk
letsel veroorzaken.
Houd handen, voeten, gezicht, kleding en andere
lichaamsdelen uit de buurt van de geluiddemper en
andere hete oppervlakken.
Belangrijk: Het carter nooit overvullen met olie.
Hierdoor kan de motor beschadigd raken. Laat de
motor nooit lopen als de olie lager staat dan de onderste
markering, omdat de motor daardoor beschadigd kan
raken.
1. Schakel de aftakas uit, zet de rijhendels in de
vergrendelde neutraalstand en stel de parkeerrem in
werking.
2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en
wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand
37
Figuur 49