Probleem
Bij de eerste ingebruik-
neming of nadat het ap-
paraat lange tijd niet is
gebruikt, ontsteekt de
brander niet.
De brander ontsteekt
niet, ook niet na meerde-
re pogingen.
Stroomuitval tijdens het
gebruik van het appa-
raat.
De gasvlam gaat na het
ontsteken weer uit.
Het vlammenbeeld is
veranderd.
De vlam dooft tijdens het
gebruik.
Het controlelampje
"Aan" / restwarmte van
een kookzone begint te
knipperen.
Oorzaak
Er bevindt zich mogelijk lucht in de
gasleiding.
De brander is niet goed in elkaar
gezet.
De gaskraan is niet geopend.
De brander is nat en/of verontrei-
nigd.
De gleuven in de brander zijn ver-
stopt en/of nat.
De vlammen raken het
thermo-element niet. Het element
wordt niet heet genoeg:
- De branderonderdelen
zijn niet goed geplaatst.
- Er bevinden zich verontreini-
gingen op het thermo-element.
De branderonderdelen zijn niet
goed geplaatst.
De branderkop of de openingen in
de branderdop zijn verontreinigd.
De branderonderdelen zijn niet
goed geplaatst.
Stroomstoring.
Stroomstoring.
Nuttige tips
Oplossing
Herhaal de ontstekingsprocedure
eventueel meermaals.
Zet alle knoppen op "ß" en maak het
apparaat enkele seconden span-
ningsvrij.
Zet de brander goed in elkaar.
Open de gaskraan.
Reinig de brander en maak alle de-
len goed droog.
Reinig de gleuven en maak alles
weer goed droog.
Draai alle knoppen naar rechts op
"ß". Als de stroomvoorziening weer
in orde is, kunt u het apparaat weer
gewoon bedienen.
Plaats de onderdelen correct.
Verwijder eventueel aanwezig vuil.
Plaats de onderdelen correct.
Verwijder eventueel aanwezig vuil.
Plaats de onderdelen correct.
Draai alle knoppen naar rechts op
"ß". Als de stroomvoorziening weer
in orde is, kunt u het apparaat weer
gewoon bedienen.
Draai alle knoppen naar rechts op
"ß". Als de stroomvoorziening weer
in orde is, kunt u het apparaat weer
gewoon bedienen.
39