2. Als de airconditioner stopt nadat de aircondi-
tioner gewerkt heeft.
• Controleer of de luchtinlaat of -uitlaat van de
buiten- of binnenunit geblokkeerd is door een
voorwerp.
Verwijder de belemmering en zorg ervoor dat
de lucht vrij kan stromen.
De horizontale kleppen bij de luchtuitlaat zijn
gesloten wanneer de unit stopt.
• Controleer of het luchtfilter verstopt is.
Vraag een erkend onderhoudstechnicus om
de luchtfilters te reinigen.
Verstoppingen door stof of vuil zullen een ver-
mindering van het luchtstroomvolume en toe-
name van het stroomverbruik van de
airconditioner tot gevolg hebben, waardoor de
prestaties zullen afnemen.
Hierdoor kan bovendien dauw van condensa-
tie ontstaan bij de luchtuitlaat.
(Zie "8. ONDERHOUD" op pagina 10.)
3. De airconditioner werkt, maar koelt of ver-
warmt onvoldoende.
• Controleer of de luchtinlaat of -uitlaat van de
buiten- of binnenunit geblokkeerd is door een
voorwerp.
Verwijder de belemmering en zorg ervoor dat
de lucht vrij kan stromen.
De horizontale kleppen bij de luchtuitlaat zijn
gesloten wanneer de unit stopt.
Obstakels belemmeren de ventilatorsnelheid,
waardoor de prestaties afnemen en de units
stuk kunnen gaan wanneer uitgeblazen lucht
wordt aangezogen.
Ze verspillen elektriciteit en kunnen tot gevolg
hebben dat units uitvallen.
• Controleer of het luchtfilter verstopt is.
Vraag een erkend onderhoudstechnicus om
de luchtfilters te reinigen.
Verstoppingen door stof of vuil zullen een ver-
mindering van het luchtstroomvolume en toe-
name van het stroomverbruik van de
airconditioner tot gevolg hebben, waardoor de
prestaties zullen afnemen.
Hierdoor kan bovendien dauw van condensa-
tie ontstaan bij de luchtuitlaat.
(Zie "8. ONDERHOUD" op pagina 10.)
• Controleer of de temperatuur correct is inge-
steld.
Stel een juiste temperatuur, luchtstroom en
uitblaasrichting in.
• Controleer of de VENTILATORSNELHEID is
ingesteld op LAGE SNELHEID.
Stel een juiste temperatuur, luchtstroom en
uitblaasrichting in.
• Controleer of de luchtstroomrichting correct is
ingesteld.
Nederlands
Stel een juiste temperatuur, luchtstroom en
uitblaasrichting in.
• Controleer of deuren of ramen open zijn.
Sluit deuren en ramen om te voorkomen dat
de wind naar binnen waait.
• Controleer of rechtstreeks zonlicht de kamer
binnen komt (tijdens koeling)
Gordijnen of jaloezieën sluiten.
• Wanneer er te veel mensen in de ruimte aan-
wezig zijn (tijdens het koelen).
• Controleer of de warmtebron van de ruimte te
overdadig werkt (tijdens het koelen).
4. Het toestel begint of stopt met functioneren
zonder dat de AAN/UIT-knop is ingedrukt.
• Bent u zeker dat de AAN/UIT-timerwerking
niet in gebruik is?
Zet de AAN/UIT-timer uit.
Zie voor meer informatie de bedieningshand-
leiding van de afstandsbediening.
• Bent u zeker dat er geen afstandsbediening is
aangesloten?
Neem contact op met de centrale controleka-
mer vanwaar de stop afkomstig is.
• Bent u zeker dat de display voor gecentrali-
seerde controle niet brandt?
Contacteer de centrale controlekamer van-
waar de stop afkomstig is.
Als het probleem niet is opgelost nadat u de
bovengenoemde punten heeft gecontroleerd,
probeer de unit dan niet zelf te repareren.
Vraag in dergelijke gevallen altijd de hulp van
uw lokale verdeler.
Vermeld daarbij het symptoom en het model
(dit staat op het typeplaatje).
Als een van de volgende storingen voorkomt,
neem dan de hierna beschreven maatregelen en
neem contact op met uw lokale dealer.
De airconditioner moet door een erkend onder-
houdsmonteur worden gerepareerd.
WAARSCHUWING
Schakel de netspanning van de airconditio-
ning onmiddellijk uit wanneer u iets onge-
woons opmerkt (zoals een brandlucht), en
neem contact op met uw lokale dealer.
Wanneer u de airconditioner onder dergelijke
omstandigheden blijft gebruiken, kan dit leiden
tot een defect, elektrische schokken of brand.
Neem contact op met uw lokale dealer.
• Wanneer een veiligheidsvoorziening zoals een
zekering, stroomonderbreker of aardlekschake-
laar frequent wordt geactiveerd.
Maatregel: De hoofdschakelaar niet aanzetten.
17