Verwarmingsinstallatie in bedrijf stellen
De eerste inbedrijfstelling en de aanpassing van de regeling aan het gebouw
en de plaatselijke situatie moeten worden uitgevoerd door de verwarmings-
firma.
1. Controleer de installatiedruk aan
de manometer:
Minimuminstallatiedruk = 1,2 bar.
Als de wijzer van de manometer
onder 1,2 bar staat, is de druk van
de installatie te laag. Neem in dat
geval contact op met uw verwar
mingsfirma.
2. Netspanning inschakelen, bv. aan
de afzonderlijke zekering of een
hoofdschakelaar.
Verwarmingsinstallatie buiten bedrijf stellen
Als u uw warmtepomp tijdelijk niet wilt gebruiken, zoals
tijdens de zomervakantie, zet het systeem dan in de stand
"Uit" (zie "Werkingsprogramma kiezen" op p. 6).
Als u uw warmtepomp gedurende een langere periode
(verschillende maanden) niet wilt gebruiken, moet u het
systeem buiten bedrijf stellen.
We raden aan dat u contact opneemt met uw verwar
mingsfirma als u uw warmtepomp gedurende een langere
tijd buiten bedrijf wilt stellen. Uw verwarmingsspecialist
zal dan, voor zover nodig, geschikte maatregelen treffen
om bijvoorbeeld uw installatie te beschermen tegen vorst.
1. Installatieschakelaar naast de re
geling uitschakelen.
De installatie wordt niet langer
van stroom voorzien. Er is geen
bescherming tegen vorst en de
pompen worden niet ingeschakeld
als bescherming tegen vastlopen.
In en uitschakelen
3. Installatieschakelaar naast de
regeling inschakelen.
Uw warmtepomp is nu startklaar.
2. Netspanning uitschakelen, bv. aan
de afzonderlijke zekering of een
hoofdschakelaar.
De instellingen van de regeling
blijven behouden.
11