JOYSTICK
Attentie:
!
Zodra de standaard aanduiding 0,0
(afb. 8/ 22) verschijnt, de joystick
gebruiken.
Rij- en stuurbewegingen
(Afb. 10)
Het display (afb. 8/ 22)geeft de gere-
den snelheid aan.
Door middel van de joystick wordt de
rolstoel versneld en afgeremd. De joy-
➀
stick (afb. 9/
wenste rijrichting bewegen.
Des te verder de joystick van uit de
middenpositie wordt bewogen, des te
sneller (tot maximaal de vooraf inge-
stelde maximum snelheid) de rolstoel
gaat rijden.
Gelijktijdig zijwaarts bewegen van de
joystick maakt dat de rolstoel een bo-
cht gaat rijden. Indien de joystick uits-
luitend zijwaarts wordt bewogen, dan
draait de rolstoel nagenoeg op de pla-
ats.
☞
Opmerking:
Bij het achteruitrijden of in boch-
ten wordt de snelheid automatisch
verminderd.
Afremmen van de rolstoel
De rolstoel stopt, wanneer u de joy-
stick loslaat.
Om gedoseerd af te remmen (afb. 10)
beweegt u de joystick langzaam naar
de middenpositie (nulpositie) terug
➀
(afb. 9/
).
12
) langzaam in de ge-
8
1
9
Vooruitrijden
Achteruitrijden
Bocht naar links of
naar rechts
(Af)remmen
10
22