Horizontaal stellen van de maaimachine
1. De bandenspanning controleren.
2. Zet de messen horizontaal in de dwarsrichting
(Fig. 21). Meet bij A en B (Fig. 21) de afstand tussen
een horizontaal oppervlak en de snijrand van de
messen (Fig. 22).
3. Het verschil tussen de afstanden die zijn gemeten bij A
en B, mag niet meer dan 6 mm zijn.
Voorkant
A
Figuur 21
AFSTAND TUSSEN SNIJRAND EN HORIZONTAAL
OPPERVLAK METEN
Figuur 22
4. Om de horizontale stand van de machine te
veranderen, moet u de drukringen op één zwenk-
wielvork verplaatsen. Om de desbetreffende kant van
de maaimachine hoger te zetten, verplaatst u de
drukringen van de bovenkant naar de onderkant van de
montagebuis van het draagframe. Om de
desbetreffende kant van de maaimachine lager te
zetten, verplaatst u de drukringen van de onderkant
naar de bovenkant van de montagebuis (Fig. 20).
5. Controleer nogmaals de schuinstand van de
maai-eenheid.
Lagers en lagerbussen smeren
De maai-eenheid moet regelmatig worden gesmeerd. Zie
Aanbevolen Onderhoudsschema, blz. 12. Smeren met
Nr. 2 vet op lithium- of molybdeenbasis voor algemene
doeleinden.
1. Pomp vet in de smeernippels op de drie spilpoelie-
lagers (Fig. 23).
Opmerking: U kunt via de openingen in de kappen van
de maaidekken bij de smeernippels van de as komen.
B
m–1078
1
1. Spilpoelie
2. Pomp vet in de smeernippels op de montagebuizen van
het draagframe en in de smeernippels van de
m–2550
zwenkwielen (Fig. 24).
1. Smeernippel op
montagebuis van
draagframe
16
1
1
Figuur 23
Bovenaanzicht
1
2
m–2568
Figuur 24
2. Smeernippel van
zwenkwiel
m–2563