Werktuigen neerlaten
1. Laat het tractiepedaal opkomen om de machine te
stoppen.
2. Zet de hefhendel (Fig. 10) naar voren om het werktuig
neer te laten.
Opmerking: Houd de hefhendel 1–2 seconden in de stand
Neer nadat het werktuig is neergelaten om de hefcilinder
te verlengen zodat het werktuig de veranderingen in het
grondoppervlak kan volgen.
1
Figuur 10
1. Parkeerrem
Zijafvoer of fijnmaken van gras
De maaimachine is uitgerust met een scharnierende
grasgeleider, die het maaisel zijwaarts en omlaag naar het
gazon afvoert.
Gevaar
Zonder aangebrachte grasgeleider, afvoerafsluiter
of complete graszak kunnen u of anderen in
aanraking met het maaimes of uitgeworpen
voorwerpen komen. Contact met draaiende
maaimes(sen) en uitgeworpen voorwerpen zal
lichamelijk letsel of de dood veroorzaken.
Verwijder de grasgeleider nooit van de
maaimachine omdat hiermee het maaisel wordt
afgevoerd naar het gazon. Als de grasgeleider is
beschadigd, moet u deze onmiddellijk
vervangen.
Kom nooit met uw handen of voeten onder de
maaimachine.
Probeer nooit de afvoerzone of de maaibladen
te reinigen zonder de aftakas eerst uit te
schakelen en het contactsleuteltje op Uit te
draaien. Verwijder tevens het sleuteltje en trek
de kabel van de bougie(s).
2
m–3155
2. Werktuighefhendel
10
De maaihoogte instellen
De maaihoogte kan worden afgesteld van 25 tot 102 mm
in stappen van 13 mm door de gaffelpennen in andere
openingen in de beugels op elke hoek van de
maai-eenheid te plaatsen (Fig. 11).
Zet de motor af voordat u de maaihoogte afstelt.
Opmerking: Alle vier pennen moeten in dezelfde gaten
zitten om te voorkomen dat het gras ongelijk wordt
gemaaid.
1
2
3
4
5
6
7
9
Figuur 11
1. 25 mm maaihoogte
2. 38 mm maaihoogte
3. 51 mm maaihoogte
4. 64 mm maaihoogte
5. 76 mm maaihoogte
8
m–2567
6. 89 mm maaihoogte
7. 102 mm maaihoogte
8. Gaffelpen
9. R-pen