5
Montage
De in dit hoofdstuk beschreven werkzaamheden mogen alleen
worden uitgevoerd door vakpersoneel dat voor de betreffende
taak gekwalifi ceerd is.
Voor kogelkranen gelden de volgende extra aanwij zingen. Voor
het transport naar de opstellingsplaats moet ook hoofdstuk "4.3
Kogelkraan transporteren en optillen" in acht worden genomen.
5.1 Installatievoorwaarden
Bedienerniveau
Het bedieningsniveau van de kogelkraan is het vooraanzicht van
alle bedieningselementen van de kogelkraan, inclusief aanbouw-
delen, vanuit het perspectief van het bedienend personeel.
De exploitant van de installatie moet ervoor zorgen dat het be-
dienend personeel na installatie van het apparaat alle noodza-
kelij ke werkzaamheden veilig en gemakkelij k toegankelij k vanaf
het bedieningsniveau kan uitvoeren.
Leidingwerk
Voor de montage van kogelkranen in een leiding gelden de
bouwplaatsrichtlij nen.
Monteer de kogelkraan trillingsarm en zonder mechanische be-
lasting. Neem de paragrafen "Inbouwpositie" en "Ondersteuning
en ophanging" in dit hoofdstuk in acht.
Monteer de kogelkraan zodanig dat er voldoende ruimte is voor
het vervangen van de aandrij ving en de kogelkraan en voor on-
derhoudswerkzaamheden.
Plaats kogelkranen met een verwarmingstas niet direct voor
bochtstukken.
Inbouwpositie
De kogelkraan kan in elke inbouwpositie worden gemonteerd.
PFEIFFER raadt echter in principe aan de kogelkraan zo te instal-
leren dat de aandrij ving verticaal naar boven wij st.
Bij de volgende uitvoeringen moet de kogelkraan met de aandrij -
ving naar boven worden gemonteerd of moet er een geschikte
ondersteuning worden aangebracht:
− Nominale breedtes ≥ DN 100 / NPS4
− Kogelkranen met spindelverlenging of isolatiedeel voor lage
temperaturen onder -10 °C.
Overleg bij afwij kingen van deze montagepositie met PFEIF-
FER.
Ondersteuning en ophanging
De installatiefabrikant is verantwoordelij k voor het selecteren en
implementeren van een geschikte ondersteuning of ophanging
voor de geïnstalleerde kogelkraan en de leiding.
EB 20b_NL
Editie februari 2022
Technische wij zigingen voorbehouden
Ontluchting
In de afvoerluchtaansluitingen van pneumatische en elektropneu-
matische apparaten worden ontluchtingen geschroefd, zodat de
geproduceerde afvoerlucht naar buiten kan worden afgevoerd
(beveiliging tegen overdruk in het apparaat). Ontluchtingen zor-
gen er bovendien voor dat lucht kan worden aangezogen (be-
scherming tegen onderdruk in het apparaat).
Leid de ontluchting naar de kant die van het bedienersniveau
is afgekeerd.
Zorg er bij het aankoppelen van de aanbouwdelen voor dat
ze veilig kunnen worden bediend en gemakkelij k toegankelij k
zij n vanaf het bestuurdersniveau.
5.2 Montage voorbereiden
Beklede kogelkranen met bij zondere zorg behandelen, transpor-
teren en opslaan, zie hoofdstuk "4 Levering en intern transport".
Voer na ontvangst van de goederen de volgende stappen uit:
Leveringsomvang controleren. Vergelij k de geleverde goede-
ren met de pakbon.
Levering op transportschade controleren. Transportschade
melden aan PFEIFFER en het transportbedrij f (zie pakbon).
Zorg vóór de montage dat aan de volgende voorwaarden is
voldaan:
− De kogelkraan is schoon.
− De gegevens van de kogelkraan op het typeplaatje (type, no-
minale maat, materiaal, nominale druk en temperatuurbe-
reik) komen overeen met de systeemvoorwaarden (nominale
maat en nominale druk van de leiding, mediumtemperatuur
etc.). Voor meer informatie over markeringen, zie hoofdstuk
"2 Markeringen op het apparaat".
− Gewenste of vereiste extra inbouwdelen, zie hoofdstuk "3.2
Extra inbouwdelen", zij n geïnstalleerd of voorbereid voor zo-
ver nodig voordat de kogelkraan wordt geïnstalleerd.
5.3 Kogelkraan en aandrij ving monteren
De kogelkranen worden volledig functioneel geleverd. In indivi-
duele gevallen worden de aandrij ving en de kogelkraan apart
geleverd en moeten ze worden gemonteerd. Hieronder volgen de
werkzaamheden die nodig zij n voor de montage en voor inbe-
drij fstelling van de kogelkraan.
WAARSCHUWING
Gevaar en schade door achteraf inbouwen van een aandrij -
feenheid!
Het achteraf monteren van een aandrij feenheid kan een risico
vormen voor de gebruiker en schade aan het leidingsysteem ver-
oorzaken.
Aanhaalmoment, draairichting, bedieningshoek en de instel-
ling van de eindaanslagen "OPEN" en "DICHT" moeten aan
de kogelkraan zij n aangepast.
Montage
5-1