6. Gebruik de bijgeleverde schroef om de bladveer-
schakelaar net achter de luchtinlaat vast te maken.
Verwijder, indien nodig, de geluiddemper, zodat
u er gemakkelijker aan kan. Draai indien nodig
de luchtinlaat, zodat de vlakke zijde van de
sleutel de bladveerschakelaar vrijmaakt.
Dit gat is niet getapt. De schroef (4b) is een
†
zelftappende schroef.
7. Verbind de DataTrak-kabel met de 5-pin connector
op de bladveerschakelaar. Koppel de luchtleiding
weer aan de motor vast.
8. Maak de DataTrack gegevenskabel vast. Er is
een plastic spiraalvormige buis voorzien om
beschadiging te voorkomen.
Controleer operatie DataTrak
1. Schakel runaway in
in. Zie Instelfunctie op blz. 7.
3A0568P
†
4b
en stel het runaway-limiet
2. Laat de luchtmotor aan een lager tempo werken dan
het runaway-limiet.
3. Controleer voor een goede werking van de
bladveerschakelaar.
a. Het DataTrak pomppictogram moet bewegen
wanneer de luchtmotor van richting verandert.
b. Het Eindtotaal en het Batchtotaal moeten
vooruitgaan.
4. DataTrack met runaway-beveiliging: Controleer
voor een goede runaway-werking.
a. Laat de luchtmotor aan een hoger tempo
werken dan het runaway-limiet.
b. Na 5 opeenvolgende cycli,
moet de DataTrak de pomp
stoppen en de runaway-
diagnostiek weergeven
op het scherm.
c. Om te resetten, zet u de druk af en druk daarna
op de
DataTrak module.
d. Zet na het resetten de luchttoevoer aan.
De luchtmotor zou moeten werken. Sluit de
lucht af, tot het toestel klaar is om te pompen.
OPMERKING: Als de DataTrak niet reset, verlaagt u de
luchtdruk en gebruikt u een schroevendraaier om de
ontspanknop van het ventiel naar de zijkant van de
luchtklep te duwen.
5. Stel indien nodig de DataTrak in. Zie blz. 7.
Voorbereiding ter installatie
5