.
r
e
⁄0
⁄1 ⁄2
!2
!1
!1
!2
. Houd het garen met beide handen vast.
Schuif de draad onder de plaat en daarna door de
voetopening.
Trek het garen en de bovendraad naar achteren.
e Voetopening
r Plaat
!1 Garen
!2 Bovendraad
LET OP:
Er kunnen knopen in het siergaren voorkomen.
Zorg ervoor dat er geen knopen in de geleider worden
getransporteerd tijdens het borduren.
⁄0 Plaats de stof in de ring.
Bevestig de ring aan de borduurarm.
Test eerst om de borduurresultaten te controleren.
⁄1 Druk op de start/stoptoets en borduur 5 tot 6 steken.
Druk opnieuw op de start/stoptoets om te stoppen.
⁄2 Knip het losse garen en de bovendraad dicht bij het
beginpunt af.
Druk op de start/stoptoets om opnieuw te borduren.
De machine stopt (en trimt de draden als automatisch
draadafsnijden geactiveerd is) automatisch wanneer
de eerste kleur sectie klaar is.
!1 Garen
!2 Bovendraad
⁄3 Verwissel de draad naar de volgende kleur en garen.
Borduur de volgende sectie.
OPMERKING:
• Verwijder de sierdraadvoet wanneer het sierdraad
motief klaar is. De naald kan de sierdraadvoet raken
wanneer u naar de normale naaimodus wisselt.
• Selecteer borduurvoet P in het borduur selectie
venster, wanneer u de persvoet vervangt door
borduurvoet P (zie pagina 54).
• Wanneer u sierdraad motieven combineert, is het
noodzakelijk om de machine te stoppen en het
overschot aan garen te trimmen wanneer het garen
naar het volgende motief gaat.
75