3. Schuif het papier zo ver mogelijk in de printer.
4. Schuif de papiergeleider stevig tegen de rand van het papier.
Afdrukken
1. Open het
2. Klik op het tabblad Snel afdrukopties instellen.
3. Klik op Presentatie afdrukken in de lijst Snel afdrukopties instellen en geef de
volgende afdrukinstellingen op:
•
Papiersoort: Gewoon papier
•
Papierformaat: een geschikt papierformaat
4. Selecteer desgewenst nog andere afdrukinstellingen en klik op OK.
Gebruik de
in het dialoogvenster Eigenschappen voor printer.
Enveloppen afdrukken
Richtlijnen
•
Gebruik geen enveloppen die de volgende eigenschappen hebben:
•
Klemmetjes of vensters
•
Dikke, onregelmatige of gekrulde randen
•
Glanzende afwerklaag of reliëf
•
Kreukels, scheuren of overige beschadigingen
•
U kunt op één of meerdere enveloppen afdrukken.
•
Lijn de randen van de enveloppen uit voordat u ze in de papierlade plaatst.
•
Zorg dat u de capaciteit van de papierlade niet overschrijdt: 10 enveloppen.
Het afdrukken voorbereiden
1. Schuif de papiergeleider helemaal naar links.
2. Plaats de enveloppen tegen de rechterkant van de lade. De zijde waarop u wilt
afdrukken moet naar beneden wijzen. De klep moet zich aan de linkerkant bevinden.
"Dialoogvenster Eigenschappen voor printer" op pagina
"Helpfunctie Wat is dit?" op pagina 54
53.
voor meer informatie over de functies
Enveloppen afdrukken
31