2.5
Veiligheidsinstructies
Gevaar – Elektrische spanning!
Elektrische spanning! Levensgevaar en brandgevaar door elektrische spanning
van 230 V.
Bij direct of indirect contact met spanningsgeleidende delen ontstaat een
gevaarlijke doorstroming van het lichaam. Elektrische schok, brandwonden of de
dood kunnen het gevolg zijn.
■
■
■
■
■
■
■
Gevaar – Elektrische spanning!
Installeer de apparaten uitsluitend wanneer u over de vereiste elektronische
kennis en ervaring beschikt.
■
■
Benodigde vakkennis en voorwaarden voor de installatie zijn minimaal:
■
■
■
■
Let op! – Schade aan het apparaat door externe invloeden!
Vocht en vuil kunnen het apparaat vernietigen.
■
KNX Technisch Handboek 2273-1-8906 / 2CKA002273B8906
Werkzaamheden aan het 230V-net mogen uitsluitend worden uitgevoerd
door erkende elektrotechnische installateurs.
Schakel voor de montage / demontage eerst de netspanning vrij.
Gebruik het apparaat nooit met beschadigde aansluitkabels.
Open geen vastgeschroefde afdekkingen van de apparaatbehuizing.
Gebruik het apparaat uitsluitend als het zich in technisch goede staat
bevindt.
Voer geen wijzingen of reparaties uit aan het apparaat, de componenten en
de toebehoren ervan.
Houd het apparaat uit de buurt van water en vochtige omgevingen.
Door een niet vakkundig uitgevoerde installatie brengt u het eigen leven en
dat van de gebruikers van de elektrische installatie in gevaar.
Door een niet vakkundig uitgevoerde installatie kan aanzienlijke materiële
schade ontstaan, bijvoorbeeld brand.
Houdt u zich aan de 'vijf veiligheidsregels' (DIN VDE 0105, EN 50110):
1. Vrijschakelen
2. Beveiligen tegen herinschakelen
3. Spanningsvrijheid vaststellen
4. Aarden en kortsluiten
5. Naastgelegen onder elektrische spanning staande componenten
afdekken of afsluiten
Gebruik geschikte persoonlijke beschermingsmiddelen.
Gebruik uitsluitend geschikt gereedschap en meetapparatuur.
Controleer het type stroomnet (TN-systeem, IT-systeem, TT-systeem) om de
daaruit resulterende aansluitvoorwaarden te bepalen (klassieke aansluiting
aan nulleider, aarding, extra maatregelen etc.).
Bescherm het apparaat bij transport, opslag en tijdens het gebruik tegen
vocht, vuil en beschadigingen.
Veiligheid
│11