Inbedrijfstelling
Parameter
Parameter 3-13 Referentieplaats
Parameter 1-29 Autom. aanpassing
motorgeg. (AMA)
Tabel 6.3 Instelling Snelle setup
LET OP
INGANGSSIGNAAL ONTBREEKT
Wanneer het LCP de tekst AUTO EXTERN VRIJLOOP of
alarm 60, Ext. vergrendeling weergeeft, betekent dit dat
de eenheid bedrijfsklaar is, maar dat er een ingangs-
signaal ontbreekt. Zie hoofdstuk 5.8.4 Motorwerking
mogelijk maken (klem 27) voor meer informatie.
6.4.3 Automatische energieoptimalisatie
configureren
Automatische energieoptimalisatie (AEO) is een procedure
die de spanning naar de motor minimaliseert, waardoor
energieverbruik, warmte en geluid worden verminderd.
1.
Druk op [Main Menu].
2.
Selecteer 1-** Belasting & motor en druk op [OK].
3.
Selecteer 1-0* Alg. instellingen en druk op [OK].
4.
Selecteer parameter 1-03 Koppelkarakteristiek en
druk op [OK].
5.
Selecteer [2] Auto Energie Optim. CT of [3] Auto
Energie Optim. VT en druk op [OK].
6.4.4 Automatische aanpassing
motorgegevens configureren
Automatische aanpassing motorgegevens is een procedure
die de compatibiliteit tussen de frequentieregelaar en de
motor optimaliseert.
De frequentieregelaar stelt een wiskundig model van de
motor op voor het regelen van de uitgangsstroom van de
motor. De procedure test tevens de ingangsfasebalans van
het elektrisch vermogen. Hierbij worden de motorgegevens
vergeleken met de in parameter 1-20 tot 1-25 ingevoerde
gegevens.
LET OP
Raadpleeg hoofdstuk 8.5 Lijst met waarschuwingen en
alarmen als er waarschuwingen of alarmen optreden. Bij
sommige motoren kan geen volledige versie van de test
worden uitgevoerd. In dat geval, of als er een uitgangs-
filter op de motor is aangesloten, selecteert u [2]
Beperkte AMA insch.
MG16P110
Bedieningshandleiding
Voor het beste resultaat moet de procedure worden
Standaardinstelling
uitgevoerd met een koude motor.
Gekoppeld Hand/
Auto
Uit
1.
2.
3.
4.
5.
6.
6.5 Het systeem testen vóór het opstarten
MOTOR START
Wanneer u niet controleert of de motor, het systeem en
alle aangesloten apparatuur startklaar zijn, kan dit leiden
tot lichamelijk letsel of schade aan de apparatuur. Voor
het starten:
•
•
6.5.1 Draairichting van de motor
LET OP
Als de motor in de verkeerde richting draait, kan dit
leiden tot schade aan de apparatuur. Controleer de
draairichting van de motor voordat u de frequentiere-
gelaar opstart. Dat doet u door de motor kort te laten
draaien. De motor draait kortstondig met 5 Hz of met de
minimumfrequentie die is ingesteld in
parameter 4-12 Motorsnelh. lage begr. [Hz].
1.
2.
3.
4.
Danfoss A/S © 01/2017 Alle rechten voorbehouden.
Druk op [Main Menu].
Selecteer 1-** Belasting & motor en druk op [OK].
Selecteer 1-2** Motordata en druk op [OK].
Selecteer parameter 1-29 Autom. aanpassing
motorgeg. (AMA) en druk op [OK].
Selecteer [1] Volledige AMA insch. en druk op [OK].
Druk op [Hand On] en vervolgens op [OK].
De test wordt automatisch uitgevoerd en bij
voltooiing wordt een melding gegeven.
WAARSCHUWING
Verzeker u ervan dat de apparatuur onder alle
omstandigheden veilig kan werken.
Verzeker u ervan dat de motor, het systeem en
alle aangesloten apparatuur startklaar zijn.
Druk op [Hand On].
Gebruik de pijltjestoets-links om de cursor naar
de linkerzijde van het decimaalteken te
verplaatsen, en voert een tpm-waarde in waarbij
de motor langzaam draait.
Druk op [OK].
Als de motorrichting verkeerd is, moet u
parameter 1-06 Richting rechtsom instellen op [1]
Linksom.
6
6
53