Onderhoud motor
Onderhoud van het luchtfilter
Opmerking: Het luchtfilter moet vaker een
onderhoudsbeurt krijgen (om de paar uren) als de machine
wordt gebruikt in buitengewoon stoffige of zanderige
omstandigheden.
Het luchtfilter verwijderen
1. Breng de laadbak omhoog en ondersteun deze met de
steunstang; zie De laadbak ophalen (bladz. 17).
2. Maak de sluitingen los waarmee het deksel van het
luchtfilter is bevestigd aan het luchtfilterhuis (Figuur
28).
Figuur 28
1. Sluiting
2. Luchtfilterdeksel
3. Maak het deksel los van het huis, en reinig de
binnenkant van het deksel van het luchtfilter (Figuur
28).
4. Schuif het filter voorzichtig uit de luchtfilterbehuizing.
Opmerking: Om te voorkomen dat er veel
stof vrijkomt, mag u het filter niet tegen de
luchtfilterbehuizing slaan.
5. Controleer het luchtfilterelement.
•
Als het luchtfilterelement schoon is, monteert u het
filter; zie Luchtfilter monteren (bladz. 30).
•
Als het luchtfilterelement vuil is, maakt u het filter
schoon; zie Het filterelement reinigen (bladz. 30).
•
Als het filter beschadigd is, vervangt u het; zie
Luchtfilter vervangen (bladz. 30).
Het filterelement reinigen
Onderhoudsinterval: Om de 100 bedrijfsuren—Controleer
het luchtfilterelement en maak het
schoon. Tweemaal zo vaak in bijzondere
werkomstandigheden; zie Onderhoud
3. Luchtfilterbehuizing
van het voertuig in bijzondere
werkomstandigheden
Belangrijk: Een beschadigd filter mag niet worden
gebruikt.
1. Verwijder het luchtfilterelement; zie Het luchtfilter
verwijderen (bladz. 30).
2. Blaas perslucht van binnen naar buiten door het droge
filterelement.
Opmerking: Houd de spuitmond van de luchtslang
minstens 51 mm van het filter en beweeg de spuitmond
op en neer terwijl u het filterelement ronddraait.
Belangrijk: Om beschadiging van het
filterelement te voorkomen, mag de luchtdruk niet
hoger zijn dan 6,89 bar.
3. Inspecteer het filterelement op gaten en scheuren door
het filter tegen een felle lichtbron te houden en er
doorheen te kijken.
Opmerking: Als u scheuren of gaten ziet in het
luchtfilterelement, dient u het te vervangen; zie
Luchtfilter vervangen (bladz. 30).
4. Monteer het luchtfilter; zie Luchtfilter monteren (bladz.
30).
Luchtfilter monteren
Belangrijk: Om schade aan de motor te voorkomen,
mag u de motor nooit laten lopen zonder dat het
complete luchtfilter is gemonteerd.
1. Plaats het filter in de luchtfilterbehuizing (Figuur 28).
Opmerking: Zorg ervoor dat het filter op de juiste
wijze is afgesloten door de buitenring van het filter aan
te drukken als u het filter monteert. Druk niet op het
flexibele midden van het filter.
2. Lijn het deksel van het luchtfilter uit met de
luchtfilterbehuizing (Figuur 28).
3. Bevestig het deksel met de vergrendelingen aan de
luchtfilterbehuizing (Figuur 28).
4. Laat de laadbak zakken; zie Laadbak neerlaten (bladz.
17).
Luchtfilter vervangen
Onderhoudsinterval: Om de 200 bedrijfsuren—Vervang
het luchtfilter. Vervang het luchtfilter
eerder als het vuil of beschadigd is.
1. Verwijder het luchtfilterelement; zie Het luchtfilter
verwijderen (bladz. 30).
2. Controleer of het nieuwe filter niet is beschadigd door
het transport ervan.
Opmerking: Controleer het uiteinde van het filter
dat moet aansluiten.
30