Let op
De voordruk in huisinstallaties dient
gecontroleerd te worden omdat deze kan
variëren.
Het gasregelblok bevindt zich onder de brander.
Ga als volgt te werk:
• Verwijder de ruit (zie paragraag 6.8)
• Bewaar de ruit op een veilige plaats
• Neem de bak om de brander eruit (zie Afb. 4b)
• Draai de 4 parkers van de branderplaat los en neem de
branderplaat met toebehoren eruit (zie Afb. 4c)
• Controleer de voordruk; zie Afb. 13 voor de meetnippel
op het gasregelblok.
• Neem contact op met het energiebedrijf als de voordruk
niet klopt.
• Plaats de onderdelen terug in de omgekeerde volgorde
van de stappen zoals hierboven zijn beschreven.
!Let op
- Sluit de aansluitstomp goed aan op de
trekonderbreker bij het terugplaatsen van
de verbrandingskamer; zie Afb. 4f.
8.3
Ontsteking waakvlam- en hoofdbrander
Zie voor het aansteken van de waakvlambrander en de
hoofdbrander de Gebruikershandleiding, hoofdstuk 4,
paragraaf 4.2, Afstandsbediening.
Let op
- Wacht altijd 5 min. na het doven van de
waakvlam voordat u het toestel opnieuw
ontsteekt;
- De waakvlam mag niet lager ingesteld
worden met behulp van de instelmogelijk-
heid op het gasregelblok.
8.3.1
Waakvlam
• Controleer de ontsteking van de waakvlam:
- de waakvlambrander dient bij de eerste poging te starten.
Als de waakvlam niet brandt, dan
• Controleer of de ontsteking vonkt:
a) Zo nee, controleer of de ontstekingskabel goed is aange-
sloten tussen ontvanger en waakvlam; zie paragraaf 7.1
voor de bereikbaarheid.
b) Zo ja, dan zit er waarschijnlijk lucht in de leiding.
• Ontlucht eventueel de leiding en/of
• Sluit de ontstekingskabel goed aan.
8.3.2
Hoofdbrander
Let op
De brander moet vloeiend ontsteken en
mag niet ploffen door vertraagd ontsteken.
• Controleer het functioneren van de hoofdbrander vanuit
de stand-by (waakvlam) stand:
- na het openen van de gasklep moet de hoofdbrander bin-
nen enkele seconden branden.
!Tip
Bij het openen van de gasklep gaat de
motor draaien; dit is hoorbaar.
INSTALLATIEHANDLEIDING
Als de hoofdbrander niet brandt, dan:
• Controleer of de ruimte rond de waakvlam vrij is.
• Controleer de plaatsing van de hout-/kiezelset.
• Verhelp eventueel bovenstaande fouten.
• Test de hoofdbrander 5x op de goede werking.
8.4 Vlambeeld
Het vlambeeld kan pas echt beoordeeld worden als het
toestel meerdere uren heeft gebrand. Vluchtige componen-
ten uit verf, materialen e.d., die de eerste uren uitdampen,
beïnvloeden het vlambeeld.
!Let op
Als de boezem gemaakt is van steen-
achtige materialen of afgewerkt is met
stucwerk mag dit pas 6 weken na het
plaatsen van de boezem ter voorkoming
van krimpscheuren.
• Controleer of het vlambeeld acceptabel is.
Als het vlambeeld niet acceptabel is dan kan dat te wijten
zijn aan:
- het uitdampen van vluchtige stoffen;
- het niet goed aanbrengen van de houtset.
• Verbeter eventueel de opstelling van de houtset.
9. Onderhoud
Het toestel dient eenmaal per jaar door een vakbekwame
installateur op het gebied van gas sfeerverwarming gecon-
troleerd, gereinigd en eventueel gerepareerd te worden.
In ieder geval dient de goede en veilige werking van het
toestel gecontroleerd te worden.
Let op
- Sluit de gaskraan tijdens onderhouds-
werkzaamheden;
- Controleer de gasdichtheid na reparatie;
- Draai – na vervanging van het thermo-
koppel – de wartel eerst handvast aan
en daarna nog een kwartslag met een
passende sleutel;
- De waakvlam mag niet lager ingesteld
worden met behulp van de instelmogelijk-
heid op het gasregelblok.
• Reinig, indien nodig, de onderstaande componenten:
- de waakvlambrander;
- de ruimte rondom de waakvlambrander;
- de ruit.
!Let op
- Verwijder/plaats de ruit zoals beschreven
in paragraaf 6.8;
- Verwijder de aanslag op de binnenkant
van de ruit met een vochtige doek of
een niet-krassend reinigingsmiddel zoals
koperpoets;
- Vermijd/verwijder vingerafdrukken op de
ruit omdat deze inbranden;
- Vervang een gebroken en/of gescheurde
ruit zoals beschreven in paragraaf 6.8.
9
Global 40 CF