Bediening en Functies Lasbedieningen
Figuur 2
Figuur 2:
VANTAGE® 400: voor codes 11296, 11297, 11463, 11464
VANTAGE® 500: voor codes 11298, 11299, 11524,
11525, 11574, 11575,11963.
Figuur 2a:
VANTAGE® 400: voor code 12195.
VANTAGE® 500: voor code 12196
1.
Regeling uitgang: De schakelaar OUTPUT wordt gebruikt
om de uitgangsspanning of lasstroom in te stellen zoals
aangegeven op de digitale meters voor de vijf
lasprocessen. In de modus CC-STICK, ARC GUTSEN of
CV-WIRE en wanneer er een afstandbediening is
aangesloten op de connector met 6 of 14 pinnen, herkent
de machine de afstandbediening en schakelt deze
automatisch over van de REGELING OUTPUT de lasser
naar de afstandbediening.
In de modus DOWNHILL PIPE en wanneer er een
afstandbediening aangesloten is op de connector met 6 of
14 pinnen, stelt men met REGELING OUTPUT de
maximumwaarde in die de AFSTANDSBEDIENING
regelen kan.
Voorbeeld: wanneer de REGELING OUTPUT CONTROL
op de lasmachine ingesteld is op 200 amp zal de
stroomwaarde op de AFSTANDSBEDIENING eerder 40-
200 A dan de volle 40-300A bedragen. Elke stroomwaarde
die onder de volle waarde ligt zal zorgen voor een fijnere
stroomresolutie en een fijnere output.
In de CV-WIRE mode, als de draadtoevoerinrichting
gebruikt wordt als spanningsregeling wanneer de kabel
van de draadttoevoerinrichting aangesloten is op de
connector met 14 pinnen, zal de machine REGELING
OUTPUT automatisch uitschakelen en de
spanningsregeling van de draadtoevoerinrichting
activeren. Anders wordt de REGELING OUTPUT gebruikt
om de spanning vooraf in te stellen in de modus TOUCH
START TIG en wanneer een afstandsbediening
aangesloten is op de connector met 6 pinnen, wordt de
schakelaar OUTPUT gebruikt om de maximale stroom van
CURRENT CONTROL op de afstandsbediening in te
stellen.
Nederlands
2.
Digitale uitgangsmeters: de digitale uitgangsmeters maken
het mogelijk de uitgangsspanning (modus CV-WIRE) of
stroom (CC-STICK, DOWNHILL PIPE, ARC GUTSEN en
TIG) in te stellen vooraleer te lassen met de schakelaar
OUTPUT. Tijdens het lassen wordt op de display van de
meter de huidige uitgangsspanning (VOLT) en stroom
(AMP) weergegeven . Een geheugenfunctie laat de display
van beide meters nog zeven seconden lang aan na het
lassen. Zo kan de operator de huidige stroom en spanning
aflezen die van toepassing waren net voor het lassen
stopgezet werd.
Terwijl de display vastgehouden wordt, zal het decimaal
punt uiterst links knipperen. De nauwkeurigheid van de
meters is +/- 3%.
3.
Keuzeschakelaar Lasproces: Om het lasproces te
selecteren.
Figuur 2a
4.
Arc Control: De schakelaar ARC CONTROL is actief in de
modi CV-WIRE, CC-STICK en DOWNHILL PIPE, met
verschillende functies in elke modus. Deze functie is niet
actief in de TIG en GUTS mode.
5.
Aansluitingen Laskabels met flensmoer: Voorzien in de
aansluitingen van de elektrode- en werkkabels.
6.
Aardaansluiting
machinebehuizing te verbinding met de aarding.
11
CV-WIRE;
ARC GUTSEN;
DOWNHILL PIPE
CC-STICK
TOUCH START TIG
Modus CC-STICK: In deze modus wordt met de
schakelaar ARC CONTROL de
gedurende het elektrodelassen in (arc-force), om een
harde of zachte lasboog in te stellen. Verhoog de
schakelaar van –10 (zacht) tot +10 (hard) om de
kortsluitstroom te vergroten en te voorkomen dat de
elektrode tijdens het lassen aan de plaat blijft kleven.
Dit kan meer spatten opleveren. Het wordt
aanbevolen ARC CONTROL op de laagste waarde in
te stellen zonder vastkleven van de elektrode. Start
met een instelling van 0.
Modus DOWNHILL PIPE: In deze modus, stelt de
schakelaar ARC CONTROL de
force) tijdens het lassen voor een zachte of hardere
boog. Door het cijfer te verhogen van –10 (zacht) tot
+10 (hard) neemt de
lasstroom
resulteren in een hardere boog. Deze instelling wordt
voornamelijk gebruikt bij het doorlassen en de daarop
volgende Hot - Pass. Een zachtere boog wordt
verkozen voor Fill- en Cap-Passes waarbij de
controle van de lasoven en de afzetting ("stapelen"
van ijzer) van fundamenteel belang zijn voor hoge
snelheden. Het wordt aanbevolen de ARC
CONTROL aanvankelijk in te stellen op 0.
Modus CV-WIRE: In deze modus, wordt the ARC
CONTROL rechtsom gedraaid van –10 (zacht) tot
+10 (hard) om van een zachte en ruimere boog over
te schakelen op een harde en smalle boog. Regelt de
smoorspoelwerking. De correcte instelling is
afhankelijk van de procedure en de voorkeur van de
operator. Begin met de instelling 0.
: Voorzien in een aansluiting
lasstroom
ingesteld
lasstroom
in (arc-
toe en dit zal
om
de
Nederlands