Bediening
34
van de best mogelijke kalibratiekwaliteit in de kortst mogelijke tijdsperiode, rekening
houdend met externe omstandigheden.
• Voor hoognauwkeurige kalibraties in het laboratorium, kan de maximale toegestane
afwijking in de meetwaarde zo klein mogelijk worden gehouden en het gekozen
tijdvenster zo lang als mogelijk.
• Voor kalibraties in het veld onder slechte weners en omgevingsomstandigheden, kan de
maximale toegestane afwijking van de meetwaarde lang en het gekozen tijdvenster
passend kort zijn.
Bedieningshandleiding Memosens ingangen BA01245C
7.1.4
Bepalen van de referentiewaarden in het laboratorium
Nitraatsensor
1. Neem een representatief monster van het medium.
2. Neem passende maatregelen om te waarborgen dat het proces van nitraatreductie in
het monster niet verder gaat, zoals een directe filtratie (0,45 µm) van het monster
conform DIN 38402.
3. Bepaal de concentratie van nitraat in het monster via de laboratoriummethode
(bijvoorbeeld colorimetrisch met een cuvettest, de standaard methode conform DIN
38405 deel 9).
SAC-sensor
1. Neem een representatief monster van het medium.
2. Neem passende maatregelen om te waarborgen dat het proces van biologische en
chemische reductie van het monster niet verder gaat.
3. Bepaal de meetwaarden van uw monsters met de laboratoriummethode (bijv.
colorimetrisch met een cuvettest).
7.1.5
Nitraatsensor
Processen met nitraatwaarden > 0,1 mg/l
1. Neem een monster en bepaal de nitraatconcentratie in het laboratorium.
2. De sensor met de laboratoriumwaarde instellen en kalibreren.
Processen met zeer uiteenlopende nitraatwaarden
1. Neem op tijdstip A een monster met een hoge concentratie en meet en kalibreer het
monster.
2. Neem op tijdstip B, hetgeen een paar dagen later kan zijn, een monster met een lage
concentratie en meet en kalibreer de tweede waarde.
Kalibratie met toevoegen van een standaardoplossing
Wanneer de slibparameters meestal constant zijn, kunt u de kalibratie uitvoeren met een
monster met een lage concentratie nitraat en vervolgens een standaardoplossing
toevoegen aan het monster.
1. Neem een groter monster (emmer) en analyseer een deel daarvan via de
colorimetrische methode.
2. Kalibreer de waarde van de colorimetrische meting in de sensor.
3. Voeg een standaardoplossing toe aan het monster en bepaal de laboratoriumwaarde.
4. Kalibreer de laboratoriumwaarde van het monster met toegevoegde standaard in de
sensor.
Viomax CAS51D
Endress+Hauser