4-INSTALLATIE EN MONTAGE
EISEN VOOR DE INSTALLATIE VAN HET SYSTEEM
•
de minimumafstand vóór het product die nodig is om reiniging, onderhoud, enz. mogelijk te maken, moet 1000 mm zijn;
de toelaatbare minimumafstand tussen de achterkant van het product en een muur moet 400 mm zijn;
•
•
de minimumafstand tussen de bovenkant van het product en een muur (plafond) moet 400 mm zijn om een gemakkelijke toegang
voor reiniging en onderhoud van de warmtewisselaar te garanderen (bijvoorbeeld om as weg te nemen).
de minimumafstand tussen het product en de muur moet 300 mm zijn.
•
Het is absoluut noodzakelijk om ontluchtingsopeningen te realiseren die met de buitenlucht in verbinding staan en die in overeenstemming
met hetgeen aangeduid wordt door de norm UNI 10683 de volgende kenmerken bezitten:
Een vrije doorsnede van niet minder dan 100 cm
1.
2.
Uitgevoerd op een hoogte vlakbij het vloerniveau;
3.
Adequaat beschermd door een metaal gaas of door een rooster, op een wijze dat de minimumdoorsnede niet verkleind wordt;
4.
geplaatst op een manier dat de openingen op geen enkele wijze belemmerd worden.
De correcte luchttoevoer kan ook gegarandeerd worden door het gebruik van openingen die uitkomen op een
aangrenzend vertrek, op voorwaarde dat dit vertrek directe ventilatie heeft en geen ruimte met brandgevaar is,
zoals loodsen, garages of magazijnen, zoals geregeld wordt door de norm UNI 10683.
Het is zaak om de ketel te installeren in ruimtes waarin geen andere apparatuur aanwezig is die niet niet hermetisch werkt ten aanzien
van de ruimte, of apparatuur die de ruimte zelf in onderdruk kan brengen ten opzichte van de buitenlucht en die dus problemen van
geringe trek van het rookafvoersysteem kan veroorzaken (UNI 10683).
20
;
2