6.
Druk op de knop TERUG.
4.2.8.5 Achteruitrijafstand
De achteruitrijafstand zorgt ervoor dat het product
over ingestelde afstand achteruit beweegt voordat het
product het gazon gaat maaien.
De achteruitrijafstand instellen
1.
Voer stappen 1-3 uit in
menu in het display van het product op pagina 23 .
2.
Gebruik de pijltoets en de knop OK om
de menustructuur
Achteruitrijafstand te doorlopen.
3.
Gebruik de cijfertoetsen om de afstand in te
stellen.
4.
Druk op de knop TERUG.
4.2.8.6 De functie Rijd over draad
De voorkant van het product beweegt altijd op
een bepaalde afstand langs de begrenzingsdraad.
Vervolgens beweegt het product naar achteren en
verandert het van richting. De fabrieksinstelling is 31 cm/
13 inch. U kunt een afstand van 20-50 cm/ 10-15 inch
selecteren.
Let op:
Als u de afstand voor
verandert de afstand langs de begrenzingsdraad in alle
delen van het werkgebied.
De functie Rijd over draad instellen
1.
Voer stappen 1-3 uit in
menu in het display van het product op pagina 23 .
2.
Gebruik de pijltoets en de knop OK om de
Instellingen > Geavanceerd > Rijd
menustructuur
over draad te doorlopen.
3.
Gebruik de cijfertoetsen om de afstand in te
stellen.
4.
Druk op de knop TERUG.
4.2.9 Instellingen
In Instellingen kunt u de algemene instellingen van uw
product wijzigen.
4.2.9.1 Profielen
Met de functie Profielen kunt u verschillende
productinstellingen opslaan. Dit kan worden gebruikt
wanneer één product wordt gebruikt voor meer dan één
werkgebied en laadstation. De productinstellingen en
de koppelingen met de laadstations worden opgeslagen
in het profiel en kunnen eenvoudig opnieuw worden
gebruikt.
30 - Productinstellingen
Toegang krijgen tot het
Installatie > Geavanceerd >
Rijd over draad wijzigt,
Toegang krijgen tot het
Instellingen in een profiel opslaan
1.
Voer stappen 1-3 uit in
menu in het display van het product op pagina 23 .
2.
Gebruik de pijltoetsen en de knop OK om de
Instellingen > Profielen > Profielen
menustructuur
gebruiken > Profiel A, B, C te doorlopen.
3.
Gebruik de pijltoetsen en de knop OK om het
profiel te selecteren en op te slaan.
4.
Druk op de knop TERUG.
Als de instellingen zijn gewijzigd maar niet zijn
opgeslagen, wordt het symbool * naast de profielnaam
weergegeven.
De naam van een profiel wijzigen
1.
Voer stappen 1-3 uit in
menu in het display van het product op pagina 23 .
2.
Gebruik de pijltoetsen en de knop OK om de
menustructuur
Instellingen > Profielen > Profielen
gebruiken > Profiel A, B, C > Hernoemen te
doorlopen.
3.
Gebruik de pijltoetsen en de knop OK om de letters
te selecteren.
4.
Druk op de knop TERUG om de nieuwe
profielnaam op te slaan.
Een profiel gebruiken
1.
Voer stappen 1-3 uit in
menu in het display van het product op pagina 23 .
2.
Gebruik de pijltoetsen en de knop OK om de
Instellingen > Profielen > Profielen
menustructuur
gebruiken > Profiel A, B, C > Selecteren te
doorlopen.
3.
Druk op de knop TERUG.
Een nieuw laadstation aan een profiel koppelen
1.
Sla de instellingen op in een profiel dat voor het
oorspronkelijke laadstation moet worden gebruikt.
Voer stappen 1-4 uit in
opslaan op pagina 30 .
2.
Plaats het product in het nieuwe laadstation.
3.
Gebruik de pijltoetsen en de knop OK om de
Beveiliging > Geavanceerd > Nieuw
menustructuur
lussignaal te doorlopen.
4.
Sla een profiel op voor het nieuwe laadstation of
selecteer een profiel uit de lijst. Voer de stappen
Instellingen in een profiel opslaan op pagina
1-4 in
30 uit of voer de stappen 1-3 in Een profiel
gebruiken op pagina 30 uit.
4.2.9.2 ECO-modus
ECO-modus schakelt het signaal in de
De
begrenzingsdraad, de geleidingsdraad en het
laadstation uit wanneer het product wordt geparkeerd of
wordt opgeladen.
Toegang krijgen tot het
Toegang krijgen tot het
Toegang krijgen tot het
Instellingen in een profiel
1201 - 007 - 20.02.2023