5.2.5. DE JUSTAGE UITVOEREN
De aanpassing van het nulpunt en de gevoeligheid vindt plaats voor alle gassen volgens dezelfde actiereeks.
Een uitzondering is de aanpassing van zuurstof. Daarom wordt deze afzonderlijk beschreven (zie hoofdstuk
5.2.6).
Gedetailleerde informatie over de kalibratie van de verschillende gassen (zoals testgasconcen-
tratie, installatiedatum van de sensor, datum van de laatste kalibratie) kan worden opgevraagd
onder Informatie.
Het symbool verschijnt nadat de overeenkomstige menu-optie Justeren ... is geselecteerd.
5.2.5.1. NULPUNT KALIBREREN
De kalibratie van het nulpunt wordt uitgevoerd voor alle gassen met uitzondering van zuurstof O
dezelfde procedure.
Aanwijzing:
Bij het kalibreren van het nulpunt van kooldioxide CO
Dit is van toepassing op de nulpuntkalibratie voor zowel de menu-optie CO
menu-optie Justeren van gemengd gas waarschuwing.
1. Zorg ervoor dat schone lucht wordt aangezogen.
2. Open de Instellingen.
3. Selecteer de menu-optie Justeren.
4. Selecteer de gewenste kalibratie (bijv. Justeren CH
5. Wacht minstens 1 minuut. De weergegeven waarde moet stabiel zijn.
Aanwijzing:
Voor het Justeren van gasmix waarschuwen of Justeren gasmix gasmeten moeten alle waarden stabiel
zijn. Hierbij kan voor de verschillende gassen verschillende tijden nodig zijn.
6. Stuur de menu-optie aan, waarmee het nulpunt wordt gekalibreerd.
- Voor bijvoorbeeld Justeren CH
- Voor bijvoorbeeld Justeren van gasmix waarschuwen:
7. Bevestig met OK.
Het nulpunt wordt hierdoor gejusteerd. De aflezing toont nul (0,00 Vol.% of 0 ppm). (Uitzondering:
menu-optie Justeren gasmix gasmeten...: De waarde voor zuurstof O
54
moet een Kooldioxidefilter worden gebruikt.
2
, gasmix waarschuwen).
4
:
4
justeren als voor de
2
Nulpunt
Schone lucht
wordt weergegeven als 20,9 Vol.%.)
2
volgens
2