Inhoudsopgave
Advertenties
2 Handling/vervoer
2:5 Bevestiging
De rolstoel moet als volgt worden bevestigd; de banden mogen niet door de
wielen of rond de rugleuningbuizen worden gestoken.
2:6 Veiligheidsgordel
Als de rolstoel tijdens het rijden als zitplaats wordt gebruikt, raadt Etac aan dat
de gebruiker de driepuntsgordel draagt die in het voertuig is gemonteerd. Het is
belangrijk dat de driepuntsgordel goed wordt bevestigd, zoals op de afbeeldingen:
2:7 Aanbevelingen
Etac raadt de volgende volgorde aan:
1) De gebruiker gaat in het voertuig zitten en gebruikt de driepuntsgordel van
het voertuig tijdens het rijden. De rolstoel wordt in de bagageruimte of veilig op
de achterbank geplaatst, zodanig dat de rolstoel niet kan omvallen of wegrollen.
2) De rolstoel wordt naar voren gericht in het voertuig bevestigd, zoals
beschreven in deze handleiding, en de gebruiker gebruikt een aparte
driepuntsgordel, die in het voertuig is bevestigd. Dat is de manier waarop de
rolstoel is getest en goedgekeurd volgens de ISO-norm voor botsproeven voor
rolstoelen in voertuigen.
3) Volgens richtlijn 2001/85/EG, bijlage VII, punt 3.8.3. zijn er speciaal
gemarkeerde rolstoellocaties in voertuigen waarvoor transport is toegestaan met
de rolstoel tegen de rijrichting in geplaatst. Als deze vervoersmethode wordt
gebruikt, moet de gebruiker/verzorger tijdens het rijden goed opletten, zijn
voorbereid op plotselinge bewegingen en in staat zijn tijdens de volledige reis een
veilige zitpositie aan te houden. De handicap van de gebruiker mag niet zodanig
zijn dat hij/zij niet in staat is de handgrepen in het voertuig vast te houden bij
wijzigingen in snelheid of rijrichting.
In combinatie met punt 2 en 3 geldt het volgende:
- er moet een positioneringsband worden gebruikt
- er moet een goed afgestelde hoofdsteun worden gebruikt
- de rugleuning moet op gelijke hoogte of hoger dan de schouders van de
gebruiker zijn
- de parkeerrem moet worden gebruikt
- de antikiepvoorzieningen moeten omlaag worden gezet
5
Advertenties
Inhoudsopgave
