• Een beweging van het object kan leiden tot vervorming van de foto.
• Vervorming van de foto kan optreden door het fl ikkeren ten gevolge van grote bewegingen
van het object of door TL-verlichting.
Foto's maken in een hogere resolutie (Opname hoge resol.)
Wanneer u foto's maakt van een stilstaand onderwerp, kunt u foto's maken in een
hogere resolutie. Een beeld met hoge resolutie wordt vastgelegd door meerdere
2
opnamen te maken en tegelijkertijd de beeldsensor te bewegen. Zorg ervoor dat de
camera op een statief staat.
U kunt de periode wijzigen tussen het volledig indrukken van de ontspanknop en het
loslaten van de ontspanknop in [Stil[♥]] in X opnamemenu 2. Stel in op [Uit] om dit
instelitem te verbergen. Wanneer u opnamen met hoge resolutie hebt ingesteld, kunt
u de beeldkwaliteit kiezen in de beeldkwaliteitmodus (Blz. 59).
1
Druk op de knop Q om het LV superbedieningspaneel weer te geven.
2
Tik op sequentiële opnamen/zelfontspanner.
3
Selecteer h met de voorste regelaar en druk op de knop Q.
4
Neem een foto.
• Als de camera niet stabiel is, knippert h. Wacht tot het knipperen stopt voordat
u foto's maakt.
• De opname is klaar wanneer het groene pictogram h (hoge resolutie) van het
scherm verdwijnt.
• Beeldkwaliteit is vast ingesteld op LF.
• Wanneer de beeldkwaliteit is ingesteld op RAW+JPEG slaat de camera een enkele
RAW-afbeelding op (extensie .ORI) alvorens meerdere opnamen te combineren tot een
opname met hoge resolutie. De afzonderlijke RAW-afbeeldingen kunnen alleen met de
meegeleverde software worden weergegeven.
• De beeldkwaliteit kan erop achteruitgaan wanneer u opnamen maakt in bijv.
fl uorescerend licht.
• [Beeldstab.] is uitgeschakeld.
De beeldverhouding instellen
U kunt de breedte-hoogteverhouding (verhouding tussen horizontaal en verticaal)
wijzigen terwijl u foto's maakt. Afhankelijk van uw voorkeur kunt u de breedte-
hoogteverhouding instellen op [4:3] (standaard), [16:9], [3:2], [1:1] of [3:4].
1
Druk op de knop Q om het LV superbedieningspaneel weer te geven.
2
Tik op beeldverhouding.
3
Gebruik de voorste regelaar om een optie te kiezen.
• JPEG-beelden worden bijgesneden naargelang de geselecteerde breedte-
hoogteverhouding; RAW-beelden daarentegen worden niet bijgesneden, maar worden
opgeslagen met informatie over de geselecteerde breedte-hoogteverhouding.
• Wanneer RAW-beelden worden weergegeven, wordt de geselecteerde breedte-
hoogteverhouding weergegeven.
58 NL