M M A A A A K K U U V V E E R R T T R R O O U U W W D D M M E E T T D D E E W W A A T T E E R R S S C C O O O O T T E E R R
De prestaties van deze waterscooter kunnen de prestaties van andere water-
scooters die u eerder heeft gereden overtreffen. Ga er niet van uit dat alle water-
scooters op dezelfde manier reageren.
Zorg ervoor dat u de inhoud van deze handleiding goed heeft begrepen, zodat u
geheel vertrouwd bent met de bedieningselementen en de werking van de water-
scooter, voordat u uw eerste rit begint of passagiers meeneemt. Als u daarvoor
nog geen gelegenheid had, oefen dan in een geschikte verkeersvrije zone, om u
aan het gevoel en de reactie van de regeling te wennen. Pas als u helemaal ver-
trouwd bent met alle bedieningselementen mag u versnellen tot hoger dan
stationair.
S S t t u u w w k k r r a a c c h h t t v v a a n n d d e e s s t t r r a a a a l l m m o o t t o o r r
Uw waterscooter bezit een aandrijfsysteem op basis van een straalmotor. Het
water wordt van onder de scooter door het inlaatrooster aangezogen en dan door
de venturi geaccelereerd, waardoor de stuwkracht ontstaat. Dit geaccelereerde
water komt er aan de achterzijde van de scooter weer uit.
Alle passagiers dienen shorts van neopreen te dragen (wetsuit materiaal) om te
verhinderen dat water bij een val achterover met geweld de anus of de vagina
binnendringt. Opvarenden die geen neopreen short droegen, liepen ernstig rec-
tale, vaginale en inwendige verwondingen op, voortvloeiend in permanent letsel.
Gewone zwemkleding biedt onvoldoende bescherming tegen water dat met
kracht in de onderste mannelijke of vrouwelijke lichaamsopeningen binnendringt.
De jetpomp kan afval meezuigen en naar achter slingeren, wat een risico inhoudt
op verwonding van mensen of beschadiging van de jetpomp of andere
voorwerpen.
Start de motor niet of gebruik de waterscooter niet als iemand zich rond of achter
het vaartuig in het water bevindt.
B B e e s s t t u u r r i i n n g g
Uw waterscooter bezit aan de achterzijde een met het stuur stuurbare spuit-
mond, die de waterstroom van links tot rechts kan spuiten. Om de vaartuig te
draaien moet u zowel sturen als gas geven.
Laat de gashendel niet los wanneer u obstakels ontwijkt— net als bij andere mo-
torboten moet u gas geven om te kunnen sturen.
Als de motor wordt uitgeschakeld kan niet meer worden gestuurd.
B B i i n n d d s s n n o o e e r r ( ( v v e e i i l l i i g g h h e e i i d d s s k k o o o o r r d d ) )
Houd de lip van het bindsnoer altijd bevestigd aan het reddingsvest of de pols
van de bestuurder (polsband benodigd) en vermijd dat het bij het stuur ingeklemd
kan worden, zodat de motor wordt gestopt als de bestuurder in het water valt.
Als de bestuurder van de waterscooter valt en het bindsnoer niet zoals is aanbe-
volen is bevestigd, stopt de motor niet en kan de waterscooter zonder bestuurder
zijn vaart voortzetten. De bestuurder zou dan niet meer in staat kunnen zijn naar
de scooter toe te zwemmen.
VEILIGHEIDSINFORMATIE
17