Controleren of een optie correct is geïnstalleerd
Doe het volgende om te controleren of een station correct is geïnstalleerd:
1. Klik op het bureaublad van Windows met de rechter muisknop op Deze com-
2. Klik in het venster Systeemeigenschappen op de tab Apparaatbeheer.
3. Klik op Apparaten weergeven op type.
4. Klik op het plusteken naast de apparaattypen om de lijst uit te breiden.
Opmerking: Voor meer informatie raadpleegt u het handboek bij het Microsoft
PCI-adapters configureren
Naast de bij de adapter geleverde documentatie kunt u ook de volgende informatie
raadplegen voor vragen over de configuratie van de adapter.
PCI-adapters hoeven over het algemeen niet door de gebruiker te worden
geconfigureerd. De computer en het besturingssysteem beheren automatisch de
resources die voor elk apparaat in de computer vereist zijn en wijzen resources toe
aan apparatuur op een manier die systeemconflicten voorkomt. In twee gevallen
moet u de instellingen echter zelf wijzigen in het configuratieprogramma:
v Pariteitscontrole
70
Handboek voor de gebruiker
puter en klik daarna op Eigenschappen.
v Als er bij geen enkel pictogram een X of een omcirkeld uitroepteken staat,
werken alle apparaten correct.
v Een pictogram met een X betekent dat het apparaat uitgeschakeld is. Een
pictogram met een omcirkeld uitroepteken geeft een resourceconflict aan. Bij
een pictogram met een X of een omcirkeld uitroepteken kunt u op Eigen-
schappen klikken voor meer informatie over de oorzaak van het probleem.
v Als het apparaat niet in de lijst staat, is het mogelijk niet correct geïnstal-
leerd. Controleer of de optie is geïnstalleerd zoals in de instructies aangege-
ven, of alle kabel goed zijn aangesloten en of eventuele jumpers of schake-
laars correct zijn ingesteld.
v Als een apparaat in de lijst onder Overige apparaten staat, ontbreekt er een
stuurprogramma, is het stuurprogramma verkeerd geïnstalleerd of is het
besturingssysteem niet opnieuw gestart nadat het stuurprogramma werd
geïnstalleerd. Start het systeem opnieuw op. Als het apparaat nog steeds
onder Overige apparaten staat, raadpleegt u de documentatie die bij de optie
is geleverd en installeert u het stuurprogramma opnieuw.
besturingssysteem.
Sommige PCI-adapters bieden geen ondersteuning voor pariteitscontrole (raad-
pleeg de documentatie die bij de adapter is geleverd). Als u een PCI-adapter
zonder ondersteuning van pariteitscontrole installeert, is het mogelijk dat u de
pariteitscontrole van de PCI-bus moet uitschakelen. U schakelt de pariteits-
controle op de volgende manier uit:
1. Start het BIOS-configuratieprogramma (zie Access IBM).
2. Selecteer in het menu van het Configuratieprogramma Uitgebreide instal-
latie en druk op Enter.
3. Selecteer PCI-besturing en druk op Enter.
4. Stel de optie PCI-pariteit met de cursortoetsen in op Uitgeschakeld.
5. Druk net zo vaak op Esc totdat u bij het hoofdmenu van het Configuratie-
programma bent.
6. Kies, voordat u het programma afsluit, Save Settings en druk op Enter.