Ingebruikname
10.4 Aansluiten van de lasinstallatie
Sluit de REHM-lastransformator uitsluitend volgens de geldende VDE-
voorschriften op het lichtnet aan en neem daarbij ook de voorschriften van de resp.
bedrijfsverenigingen in acht.
Let bij het aansluiten van de installatie op de gegevens met betrekking tot de
lichtnetspanning en de zekering. Automatische zekeringen en smeltzekeringen
moeten altijd zijn berekend op de opgegeven stroomsterkte. De benodigde
gegevens zijn vermeld in Hoofdstuk 16 Technische gegevens.
Schakel de installatie altijd uit wanneer deze niet wordt gebruikt.
Plaats de fles beschermgas op de steun die op de installatie is aangebracht en
borg de fles met de ketting. Schroef de drukregelaar op de schroefdraad op de
fles, bevestig de gasslang op de drukregelaar en controleer de verbinding op
lekkage. Zorg ervoor dat het ventiel op de fles na het werken altijd wordt gesloten.
Neem de geldende voorschriften van de bedrijfsvereniging in acht.
10.5 Koeling van de lasinstallatie
Stel de REHM lasinstallatie altijd zodanig op, dat de luchtaan- en afvoer niet wordt
gehinderd. Alleen met voldoende ventilatie kan de opgegeven inschakelduur van
de installatie worden gewaarborgd.
Let erop dat er geen metalen delen, slijpstof, stof of andere vreemde deeltjes in de
installatie kunnen binnendringen.
10.6 Waterkoeling voor het MIG/MAG-laspistool
Bij de SYNERGIC.ARC lasinstallaties met waterkoeling (W / WS) wordt het
laspistool watergekoeld.
Voor ingebruikname moet het waterpeil in het reservoir worden gecontroleerd.
Wanneer het waterpeil lager staat dan 3/4 van de inhoud, moet koelvloeistof
worden bijgevuld. Als koelvloeistof is het door REHM ontwikkelde en geteste
speciale koelmiddel "REHM - koelmiddel" (bestelnummer 1680051, 5 liter en
1680251, 25 liter) voorgeschreven. Het koelvloeistofpeil moet regelmatig worden
gecontroleerd.
10.7 Aansluiten van de laskabels
De REHM lasinstallaties zijn voorzien van insteek snelkoppelingen voor het
aansluiten van de massakabel. Let er voor een goed lasresultaat op dat alle
verbindingen van de laskabels goed zijn aangetrokken en dat de isolatie niet is
beschadigd. De contactvlakken moeten schoon en vrij van aanslag worden
gehouden om een verhoogde overgangsweerstand te voorkomen. Deze
veroorzaakt verkeerde lasresultaten en lokale oververhitting bij de verbindingen.
55