20. Vervanging van batterij en zekeringen
Open het batterijcompartiment niet wanneer het toestel nat is
•
Vervang de batterijen of de zekeringen niet tijdens een meting. Om een
•
elektrische schok te vermijden, schakel het toestel uit en ontkoppel al de
testsnoeren vooraleer de batterijen of de zekeringen te vervangen
Het batterijcompartiment moet gesloten zijn en vastgevezen vooraleer een
•
meting uit te voeren
20.1 Vervanging van de batterijen
Vervang de batterijen door nieuwe wanneer de batterij-indicator "
aangeeft; de batterij is bijna leeg.
Meng geen nieuwe en oude batterijen of verschillende soorten batterijen.
•
Installeer de batterijen in de juiste polariteit zoals binnenin aangegeven.
•
(1) Schakel het instrument uit en ontkoppel alle testsnoeren van de
klemmen.
(2) Schroef twee schroeven los en verwijder het deksel van het
batterijcompartiment. (Afb. 20-1)
(3) Vervang alle acht batterijen in één keer door nieuwe. Let op de juiste
polariteit bij het plaatsen van nieuwe batterijen, Batterij: Formaat AA
Alkaline batterij (LR6) x 8 stuks.
(4) Bevestig het deksel van het batterijcompartiment met de twee schroeven
Nota: De klokinstelling wordt gewist als er 10 minuten of langer geen
batterijen in het instrument zijn geplaatst. Wanneer de batterij moet worden
vervangen, moet u erop letten dat u deze periode niet overschrijdt. Als de
klokinstelling is gewist en teruggezet naar de standaardinstelling, doe de
instelling dan opnieuw.
20.2 Vervanging van de zekering
Het continuïteitstestcircuit wordt beschermd door een 600V 0,5A HRC
keramische zekering in het batterijcompartiment, samen met een reserve
zekering.
Zekering: F 0,5A 600V (Φ6,3 x 32mm)
SIBA 7009463,0,5
• Procedures
GEVAAR
WAARSCHUWING
76
"