5.2
Gasaansluiting
5.3
Aansluitingen van de luchttoevoer/rookgasafvoer
7697087 - v.01 - 05062019
De ketels zijn geschikt voor het verstoken van alle kwaliteiten aardgas en
propaan. Bij de Quinta Ace ketels zitten de gasaansluitingen onderaan de
ketel en zijn 1" buitendraad. Vlak bij de ketels dient een gashoofdkraan te
worden opgenomen.
Belangrijk
Voor de juiste gascategorie raadpleeg de bij de ketel
meegeleverde documentatie.
Bij toepassing van de cascadesystemen, worden handafsluiters voor de
gasleidingen voor elke ketel meegeleverd. Een gasfilter voor de
gastoevoerleiding is als accessoire leverbaar.
Belangrijk
Wij raden aan een gasfilter te installeren om vervuiling van de
gasblokken te voorkomen.
5.2.1
Gasdruk
De vereiste voordruk per ketel bedraagt 17 tot 25 mbar. Zie voor
propaanbedrijf de Installatie- en servicehandleiding van de ketel. De
gebruikelijke voordruk van handelspropaan (37-50 mbar) kan worden
toegepast.
De juiste branderdrukinstelling voor aardgas L-gas (G25) is op de fabriek
uitgevoerd en hoeft in principe niet nageregeld te worden.
De ketels kunnen in open of gesloten uitvoering toegepast worden. Open
toestellen betrekken de benodigde verbrandingslucht uit hun omgeving. In
dit geval via een luchttoevoeropening aan de bovenzijde van de ketels.
Door op de luchttoevoeropening een luchttoevoerleiding te plaatsen, wordt
het een gesloten systeem. Het aantal plaatsingsmogelijkheden binnen het
gebouw neemt hierdoor toe. Verder is verbrandingslucht die direct van
buiten wordt betrokken over het algemeen schoner dan lucht van binnen.
5.3.1
Uitmondingen
Bij een rookgaszijdige koppeling moet de uitmonding bovendaks plaats
vinden. Voor de open uitvoering moet de uitmonding in uitmondingsgebied
I of II liggen. Voor de gesloten uitvoering zijn ook andere
uitmondingsgebieden mogelijk. De uitmonding van de rookgasafvoer en
de luchttoevoer moeten in hetzelfde drukgebied zitten. Pas voor de
maatvoering van de luchttoevoerkanalen dezelfde diameters toe als voor
de rookgasafvoerkanalen.
Belangrijk
Neem contact met ons op voor meer informatie.
5.3.2
Individuele rookgasafvoer
Als er onvoldoende hoogte is voor een collectieve rookgasafvoer en/of
luchttoevoer, pas dan individuele dakdoorvoeren toe. Bij plaatsing van een
gering aantal ketels is het ook voordeliger om deze te voorzien van een
individuele rookgasafvoer. Bij een gesloten systeem moeten de individuele
dakdoorvoeren op een plat- of schuindak in lijn en op gelijke hoogte
geplaatst worden. Dit voorkomt dat de rookgassen van de ene ketel
worden aangezogen door een andere ketel. Uit esthetisch oogpunt
kunnen de individuele dakdoorvoeren ook binnen één doorvoerconstructie
geplaatst worden. Recirculatieproblemen kunnen ook ontstaan bij
uitmonding in nissen en in de buurt van opgaande muren.
5 Installatie
41