8. Inbedrijfname
Wij adviseren u om de inbedrijfname van de
drukverhogingsinstallatie door een medewerker
van een WILO-servicedienst bij u in de buurt of
door ons servicecentrum te laten uitvoeren.
De bekabeling moet worden gecontroleerd voor-
dat u de spanning voor de eerste keer bij-
schakelt, in het bijzonder de aardaansluiting.
VOORZICHTIG!
Alle voedingsklemmen vastmaken vóór inbe-
drijfname van de eenheid!
De positie van de spanningskeuzebrug contro-
leren voordat u de spanning voor de eerste
keer bijschakelt!
8.1 Draairichting van de motor
Controleren of de draairichting van de pomp met
de pijl overeenkomt die op het typeplaatje van
de pomp is aangegeven. Voor deze controle de
bedrijfssituatie "Handbedrijf" gebruiken.
- Als alle pompen in de tegengestelde richting
draaien, dient u 2 fasen van de algemene voe-
dingskabel om te draaien.
GEVAAR! Vóór ingreep in de fasen de hoofd-
schakelaar van de installatie uitschakelen.
- Als één pomp in de tegengestelde richting draait
bij normaal bedrijf, dient u in de klemmenkast
van de motor 2 fasen om te draaien.
GEVAAR! Vóór ingreep in de fasen de hoofd-
schakelaar van de installatie afkoppelen.
8.2 Beschrijving van de instelling
WAARSCHUWING! Voor het wijzigen van de
parameters moet het toestel open en de
hoofdschakelaar van de installatie ingescha-
keld zijn.
De instellingen onder spanning moeten door
een overeenkomstig gekwalificeerde persoon
worden uitgevoerd die een vergunning van de
plaatselijke energiebedrijven heeft, en moet
plaatsvinden volgens de geldige plaatselijke
bepalingen!
- Alle draaischakelaars op de positie 0 – reset
zetten
- De druksensor (fig. 3, pos. 3) instellen met behulp
van de potentiometer. De waarde bij de instelling
kunt u op de indicatie aflezen.
- De grenswaarde voor hogedruk instellen met de
potentiometer (fig. 1, pos. 5 "PHi"). De waarde bij
de instelling kunt u op de indicatie aflezen.
- De grenswaarde voor lagedruk instellen met de
potentiometer (fig. 1, pos. 6 "PLo"). De waarde bij
de instelling kunt u op de indicatie aflezen. Deze
waarde ligt altijd minimaal 0,2 bar lager dan de
grenswaarde voor hogedruk voor de druk-
sensoren 0–6 ; 0–10 ; 0–16 en 0-25 bar en
minder dan 0,4 bar voor de druksensoren
0–40 bar.
- De DIP-schakelaar (fig. 3, pos. 5 "Ext.off") moet
op "REM" staan. De positie "FLUX" mag niet
worden gebruikt.
- De stopvertraging van de pompen instellen met
de potentiometer (fig. 3, pos. 2). De waarde bij de
instelling kunt u op de indicatie aflezen. De
weergegeven waarde is de stopvertraging van de
basislastpomp en kan worden ingesteld tussen
5 s en 180 s; deze legt automatisch en propor-
tioneel de stopvertraging van de pieklastpompen
van 3 s tot 30 s vast.
- De stroomgrens van elke motor instellen met de
bijbehorende potentiometers (fig. 1, pos. 7 "I>" of
motorveiligheidsrelais), door de pijlen op de op
het typeplaatje aangegeven nominale motor-
stroom te positioneren en met 10 % te verhogen.
- De bedrijfssituatie Functietest voor alle pompen
van de drukverhogingsinstallatie bevindt zich op
het toestel. Om deze test te activeren, zet u de
bijbehorende DIP-schakelaar (fig. 3, pos. 4
"run-test") op de positie "ON"; om de test te
deactiveren, zet u de DIP-schakelaar op de
positie "OFF".
9. Onderhoud
Vóór onderhouds- of reparatiewerkzaamheden
de hoofdschakelaar van de installatie uit-
schakelen!
Het schakeltoestel moet schoon blijven.
Nederlands
Nederlands
35
35