13. NUTTIG ADVIES VOOR HET MAAIEN
Alvorens met maaien te beginnen moeten de veiligheidsvoorschriften in de
1.
voorgaande paragrafen aandachtig worden doorgelezen.
Voordat de klepels met de bijbehorende hendel (Fig. 1, Ref. D) in beweging
2.
worden gezet moet de beschermkap (Fig. 1, ref, H) helemaal omlaag zijn, om te
voorkomen dat er voorwerpen weg worden geslingerd.
Het wordt aanbevolen eerst een vrij hoge maaihoogte in te stellen (met de
3.
bijbehorende hendel in figuur 1, Ref. I) om hem vervolgens langzaam te laten
zakken afhankelijk van de werkomstandigheden.
Druk de koppeling van de klepels (Fig. 1, Ref. D) pas in na de machine te
4.
hebben gestart en de gewenste snelheid te hebben ingesteld (zie paragraaf
"STARTEN").
Zet, voordat de koppeling van de klepels (Fig. 1, Ref. D) wordt ingedrukt, de
5.
gashendel (Fig. 1, Ref. B) langzaam op de gewenste snelheid.
Druk de koppeling van de klepels (Fig. 1, Ref. D) geleidelijk in. Als de koppeling
6.
te snel wordt ingedrukt kan de motor namelijk afslaan.
Wees heel voorzichtig, aangezien de klepels zeer snel draaien.
7. Het wordt afgeraden de klepels te laten draaien als de machine achteruit rijdt.
De machine werkt weliswaar eveneens in zijn achteruit, maar er is een groter
risico dat voorwerpen worden weggeslingerd. Bovendien is er een groter risico dat
de gebruiker valt.
14. CONTROLES
Stel na de eerste uren van gebruik de spanning van de riemen en van
-
de bedieningskabels af om de verslapping aan het begin te compenseren.
-
Laat alle onderdelen van de machine kort werken om te kijken of hij geen
abnormale geluiden maakt of oververhit raakt.
-
Vermijd tijdens de eerste inrijdperiode een te zware belasting van de machine,
om ervoor te zorgen dat de mechanische onderdelen goed hun zit krijgen.
Verzuim nooit onderhoud uit te voeren wanneer het werk is beëindigd, en
-
voer regelmatig alle voorgeschreven controles uit.
A) BANDENDRUK CONTROLEREN
Controleer regelmatig de bandendruk. Als de banden niet met dezelfde druk
zijn opgepompt, neigt de machine tijdens het gebruik naar één kant te trekken.
LET OP
22