6.3
Start van de brander
Sluit de afstandsbedieningen, en stel de keuzeschakelaar
1)(Afb. 29) in positie "AUTO".
Controleer of de lampjes of de testers aangesloten op de elektro-
magnetische kleppen, of de controlelampjes op de elektromag-
netische kleppen zelf afwezigheid van spanning aangeven.
D11968
6.4
Ontsteking van de brander
Nadat de eerder beschreven procedure is uitgevoerd, zou de
brander ingeschakeld moeten zijn.
Indien de motor start, maar de vlam verschijnt niet en de brander
wordt vergrendeld, moet ontgrendeld worden en moet gewacht
worden op een nieuwe poging om te starten.
In geval de brander niet wordt ingeschakeld, is het mogelijk dat het
gas de verbrandingskop niet bereikt binnen de veiligheidstijd van 3
s; dus moet het gasvermogen bij de ontsteking worden vergroot.
6.5
Afstelling van de verbrandingslucht
De synchrone toevoer van brandstof/verbrandingslucht wordt uit-
gevoerd met hun servomotoren (lucht en gas) via het opslaan
van een ijkingskromme door middel van de elektronische nok.
Het valt aan te raden, om lekken te beperken en een breed ijkings-
veld te hebben, om de servomotor aan het gebruikte maximumver-
mogen in te stellen, zo dicht mogelijk bij de maximumopening (90°).
In de gassmoorklep wordt de brandstof gesmoord in functie van
het gevraagde potentieel, als de servomotor helemaal openstaat,
door middel van de drukstabilisator op de gasstraat.
De waarden in Tab. K kunnen gebruikt worden als referentie voor
een goede ijking van de verbranding.
20058394
Inbedrijfstelling, ijking en werking van de brander
1
Geven deze spanning aan, stop dan de brander onmiddellijk en
controleer de elektrische verbindingen.
Bij de sluiting van de limietthermostaat (TL) moet de signalering
van vraag om warmte "CALL FOR HEAT" 2)(Afb. 29) oplichten
en begint de brander de startcyclus.
De U-vormige manometer geeft aan wanneer het gas de mof be-
reikt (Fig. 27).
In geval de brander nog wordt vergrendeld, wordt verwezen naar
de "Ontgrendelprocedure" die wordt aangeduid in de bijgelever-
de handleiding van de controledoos.
Na de ontsteking moet de brander volledig afgesteld worden.
EN 676
CO
max.
2
GAS
theoretisch
0 % O
2
G 20
11,7
G 25
11,5
G 30
14,0
G 31
13,7
26
NL
2
Teveel aan lucht
Max. vermogen
Max. vermogen
1,2
1,3
IJking CO
%
2
= 1,3
= 1,2
9,7
9
9,5
8,8
11,6
10,7
11,4
10,5
Afb. 29
CO
mg/kWh
100
100
100
100
Tab. K