5.12.2 Afscherming van de aansluitingen
Voor een correcte werking van de brander moe-
ten, waar noodzakelijk, de aansluitingen afge-
schermd worden.
OPGELET
Voor de afscherming van de aansluiting van de motor moet als
volgt gehandeld worden:
om het motorhuis te bereiken, moeten de vier schroeven
1)(Afb.24) losgedraaid worden en moet de afdekplaat 2) ver-
wijderd worden;
verwijder de afgeschermde verbinding 3) die is vastgedraaid
op het motorhuis.
Voor een correcte afscherming moet rekening ge-
houden worden met de noodzakelijke lengte van
de verbindingen, in het motorhuis.
VOORZICHTIG
Scherm de kabel 4) afkomstig van de VSD (Inverter) af zoals
wordt afgebeeld in Fig. 25, met behulp van de verbinding 6);
installeer de kabel 4) met de relatieve verbinding op het
motorhuis, en bevestig met behulp van de ringmoer
5)(Afb.24).
Voer de aansluiting van de motor uit zoals wordt aangeduid
in de elektrische schema's.
Bevestig de ogen/kabelschoenen van de aansluitingen veilig
en geordend op het klemmenbord van de motor.
Voer een visieve controle uit, en sluit het motorhuis af met
behulp van de 4 schroeven 1)(Afb.24).
5.12.3 Rotatie motor
De brander is niet voorzien van een controlesysteem van de se-
quentie van de fasen, waardoor het kan zijn dat de rotatie van de
motor niet correct is.
Wanneer de brander in werking wordt gesteld,
moet u zich voor de koelventilator van de motor
ventilator stellen en controleren of hij linksom
draait (Afb.26).
OPGELET
Als dit niet het geval mocht zijn:
plaats de schakelaar van de brander in positie "0" (uitge-
schakeld) en wacht tot de controledoos de fase van de uit-
schakeling uitvoert;
schakel de spanning vanaf het hoofdpaneel uit;
keer de fasen op de driefasige voeding om.
Deze handeling moet uitgevoerd worden wanneer
de stroomtoevoer uitgeschakeld is.
GEVAAR
20058394
Installatie
20082670
4
24
NL
6
D8177
20079199
Afb.24
Fig. 25
Afb.26