nl
22
Breng, indien nodig, terugslagkleppen aan.
Condensaatafvoer
•
Gebruik van de pomp in klimaat- of koelinstallaties:
Het condensaat dat in het lantaarnstuk ontstaat, kan gericht worden afgevoerd via een
aanwezig boorgat. Op deze opening kan ook een afvoerleiding worden aangesloten en
kan een geringe hoeveelheid uittredende vloeistof worden afgevoerd.
•
Inbouwpositie:
Elke inbouwpositie behalve "Motor naar beneden" is toegestaan.
•
De ontluchtingsklep (Fig. I/II/III, pos. 1.31) moet altijd naar boven wijzen.
Atmos GIGA-I/-D
Fig. 10: Atmos GIGA-I/-D
LET OP
De inbouwpositie met horizontale motoras is bij de series Atmos GIGA-I en
Atmos GIGA-D alleen tot een motorvermogen van 15 kW toegestaan.
Een motorsteun is niet vereist.
Pas bij een motorvermogen > 15 kW alleen een inbouwpositie met lood-
rechte motoras toe.
Atmos GIGA-B
Fig. 11: Atmos GIGA-B
LET OP
Bij blokpompen van meer dan 30 kW is alleen de horizontale installatie
toegestaan.
Stel blokpompen van de serie Atmos GIGA-B op voldoende stevige funda-
menten of consoles op (Fig. 7).
De motor moet vanaf een motorvermogen van 18,5 kW worden gesteund.
Zie installatievoorbeeld Atmos GIGA-B.
Vanaf een motorvermogen van 37 kW vierpolig en 45 kW tweepolig moe-
ten het pomphuis en de motor ondersteund worden. Hiervoor kunnen de
geschikte onderlegplaten uit het Wilo-accessoireprogramma worden ge-
bruikt.
Bij inbouw met een verticale motorpositie moeten de voeten van pomp-
huis en motorhuis worden vastgeschroefd. Dit moet zonder spanning wor-
den uitgevoerd.
Oneffenheden tussen de voeten van motor- en pomphuis moeten worden
geëgaliseerd voor een spanningsvrije montage.
Inbouw- en bedieningsvoorschriften • Wilo-Atmos GIGA-I/-D/-B • Ed.01/2023-06