22 - OPTIE EXPANSIEVAT
Inbedrijfstelling
1. Open de opening van de niveaucontrole
2. Vul het expansievat via de dop tot de vloeistof uit deze opening
loopt.
3. Het expansievat is dan vol tot op het koud vulniveau. Sluit de
opening van de niveaucontrole en de vuldop weer. Het
expansievat is nu klaar voor gebruik.
23 - BIJZONDERHEDEN VOOR ATEX-ZONES
volgens richtlijn 2014/34/EU (explosieve atmosferen)
23.1 - Algemeen
Risico-evaluatie van het explosiegevaar volgens de normen NF EN
ISO 80079-36, NF EN ISO 80079-37 en EN 1127-1.
De gebruiker moet een classificering opstellen van de verschillende
zones met explosiegevaar in overeenstemming met de richtlijn 1999/92/
EG.
De apparaten zijn geselecteerd en gefabriceerd naar gelang het door
de gebruiker gedefinieerde type van de zone.
Een apparaat mag nooit functioneren in omstandigheden waarvoor
deze niet is voorzien.
Stickers
Elk apparaat is voorzien van een ATEX-conformiteitscertificaat.
De ATEX-sticker is op de onderstaande wijze bevestigd bij het
typeplaatje:
Voorbeeld:
II 2G/3G Ex h IIB / IIC (of IIB
+ H
) T...°C of TX Gb/Gc
2
*
De stickers en de in het apparaat geïntegreerde uitrusting zijn afgestemd op de
omstandigheden die door de klant voorafgaande aan de bestelling op het
formulier zijn vastgelegd:
Verklaring van de aanduidingen op de sticker:
: Genormaliseerd ATEX-teken
-
- Apparaatgroep II = Voor productiefaciliteiten anders dan
mijnen
- Uitrustingscategorie (2 of 3 volgens installatiezone 1 of 2).
- Bij. h: Afkortingen voldoen aan de norm NF EN ISO 80079-
36:2016
- Subdivisie gasgroep (IIA, IIB of IIC
- IIB markering geschikt voor subdivisies gasgroepen IIA en
IIB.
- Voor gasgroep IIC kan, in geval van de aanwezigheid van
Waterstof en afhankelijk van de markeerzone van de
inbouwelementen de markering van het apparaat IIB + H2
zijn
- TX (Indicatie van de maximaal toelaatbare optimale
oppervlaktetemperatuur) kan ofwel:
- worden vervangen door de temperatuurklasse in de door de
klant vastgelegde bedrijfsomstandigheden, T1 (450 °C) tot
T6 (85 °C).
- ofwel de werkelijke temperatuur aangeven (voorafgegaan
door de letter T en gevolgd door de eenheid °C).
- EPL: "materieelbeschermingsniveau" G voor het gas, gevolgd
door niveau b of c afhankelijk van de uitrustingscategorie.
Inbedrijfstelling en onderhoud
De units moeten worden geïnstalleerd en in bedrijf gesteld door
een gekwalificeerde vakman.
24
■ Controleer na enkele uren gebruik de afdichting van alle
aansluitingen, vul indien nodig vloeistof bij, controleer de
werking van de apparatuur (niveauregelaars...).
Onderhoud
■ Controleer minstens één keer per jaar de werking van de apparatuur
en de afdichting van alle aansluitingen. Vul indien nodig vloeistof
bij.
Alle bepalingen van de geldende richtlijnen en normen moeten
worden nageleefd tijdens de installatie, bijvoorbeeld het
automatisch bekrachtigen van de voeding van de unit wanneer
debiet is gedetecteerd door een sensor.
Raadpleeg in alle gevallen het algemene deel van dit handboek,
de speciale handboeken van de ATEX-componenten die zijn
ingebouwd in de unit en in het ATEX-dossier staan, en de hierna
volgende speciale aanwijzingen:
■ Installeer de apparaten zodanig dat de temperaturen bij de
aanzuiging en daaromheen liggen tussen -40 en +60 °C.
■ De units en de aanvullende metalen elementen moeten
elektrisch zijn geaard door middel van een kabel die met het
frame is verbonden.
■ Selecteer en installeer alle elektrische componenten voor de
aansluiting en de regeling overeenkomstig de risicozone waarin
deze zich bevinden.
■ Alle aangesloten metalen componenten (schermen, leidingen
etc.) moeten worden geaard, indien nodig door middel van
massakabels.
■ D e m o t o r m o e t t h e r m i s c h b e v e i l i g d w o r d e n ( g e e n
standaardlevering, raadpleeg ons). De aansluiting moet
gebeuren door de installateur (buiten ATEX-zone).
(*)
■ De installateur moet alle noodzakelijke voorzieningen
aanbrengen om te controleren of de temperatuur van de
verschillende elementen van de installatie onder de
zelfontbrandingstemperatuur van het betreffende gas blijft.
Iedere wijziging van het apparaat zonder voorafgaande
toestemming is verboden.
Zorg ervoor dat tijdens de assemblage of het uitvoeren van
onderhoud, niets (gereedschappen, schroeven, onderdelen etc.)
in het apparaat achterblijft om ieder risico op een gevaarlijke
situatie te vermijden (zie paragraaf 22.3).
Controleer, voorafgaand aan ieder onderhoud, of de unit
stroomloos is.
Controleer, na afloop van het onderhoud, of alle gedemonteerde
onderdelen weer zijn gemonteerd en vastgezet in hun
oorspronkelijke positie.
Controleer of alle gevlochten massastrips in goede staat verkeren
en weer zijn aangesloten.
Controleer periodiek de bevestiging van bewegende delen, zoals
ventilatormotoren, behuizingen, poten en het expansievat.
Warmtewisselbatterijen:
De temperaturen van de vloeistoffen in de batterijen mag de
waarde die op het typeplaatje van het apparaat staat niet
overschrijden.
D e z e m o e t a l t i j d o n d e r d e u i t e r s t e w a a r d e v a n d e
oppervlaktetemperatuur (of temperatuurklasse) blijven die hoort
bij de ATEX-atmosfeer waarvoor het apparaat is gecertificeerd
(zie sticker).