13 Installatie van de leidingen
b
a
a
Plastic waterreservoir met buislengte ≥100 mm
b
Locatie afvoerpomp en vlotterschakelaar
c
Serviceafvoeruitlaat (met rubberen blindprop). Gebruik
deze uitlaat voor de afvoer van water uit de lekbak.
5 Schakel de voeding UIT.
6 Koppel de elektrische bedrading los.
▪ Verwijder het servicedeksel. Zie
binnenunit" [ 4 17].
aansluiten op de
▪ Maak de elektrische voeding los.
▪ Koppel de gebruikersinterface los.
▪ Breng het servicedeksel weer aan. Zie
bedrading aansluiten op de
Wanneer de installatie van het systeem al voltooid is
1 Begin de koelwerking (zie de uitgebreide handleiding of de
servicehandleiding van de gebruikersinterface).
2 Giet ongeveer 1 l water langzaam in de waterinlaat en
controleer op lekken (zie
is" [ 4 15]).
systeem nog niet voltooid
13
Installatie van de leidingen
13.1
Koelmiddelleiding voorbereiden
13.1.1
Vereisten voor de koelmiddelleidingen
VOORZICHTIG
De
leidingen
MOETEN
beschreven in
"13 Installatie van de
Alleen
mechanische
braseren+flareverbindingen) die conform de nieuwste
versie van ISO14903 zijn, kunnen worden gebruikt.
OPMERKING
De leidingen en andere drukvoerende delen moeten
geschikt zijn voor koelmiddel. Gebruik met fosforzuur
gedeoxideerde, naadloze koperen leidingen voor de
koelmiddelleidingen.
▪ Vreemde stoffen in de leidingen, waaronder oliën die tijdens de
fabricage worden gebruikt, mogen niet meer dan 30 mg/10 m
bedragen.
Diameter koelmiddelleidingen
Diameters voor leidingaansluitingen van de binnenunit:
Klasse
Buitendiameter leiding (mm)
Vloeistofleiding
20~50
Ø6,4 mm
63
Ø9,5 mm
Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing
16
c
"14.2 Elektrische bedrading
"14.2 Elektrische
binnenunit" [ 4 17].
"Wanneer de installatie van het
worden
geïnstalleerd
zoals
leidingen" [ 4 16].
verbindingen
(bv.
Gasleiding
Ø12,7 mm
Ø15,9 mm
Materiaal koelmiddelleidingen
▪ Leidingmateriaal: met fosforzuur gedeoxideerd naadloos koper
▪ Flareverbindingen: Gebruik alleen gegloeide leidingen.
▪ Hardingsgraad en dikte leidingen:
Buitendiameter
Hardingsgraad
(Ø)
6,4 mm (1/4")
Gegloeid (O)
9,5 mm (3/8")
12,7 mm (1/2")
15,9 mm (5/8")
(a)
Afhankelijk van de toepasselijke wetgeving en de maximale
bedrijfsdruk van de unit (zie "PS High" op het naamplaatje van de
unit), zijn mogelijk dikkere leidingen vereist.
13.1.2
Isolatie van de koelmiddelleidingen
▪ Neem polyethyleenschuim als isolatiemateriaal:
▪ met een warmteoverdrachtsfactor begrepen tussen 0,041 en
0,052 W/mK (0,035 en 0,045 kcal/mh°C)
▪ bestand tegen minstens 120°C
▪ Isolatiedikte:
Buitendiameter
Binnendiameter
leiding (Ø
)
isolatie (Ø
p
6,4 mm (1/4")
8~10 mm
9,5 mm (3/8")
12~15 mm
12,7 mm (1/2")
14~16 mm
15,9 mm (5/8")
17~20 mm
Ø
Ø
i
i
Ø
Ø
p
p
t
Als de temperatuur hoger is dan 30°C en de relatieve vochtigheid
meer dan 80% bedraagt, moet het isolatiemateriaal minstens 20 mm
dik zijn om condensatie op het oppervlak van de isolatie te
voorkomen.
13.2
Koelmiddelleiding aansluiten
GEVAAR: RISICO OP BRANDWONDEN
13.2.1
Koelmiddelleiding op de binnenunit
aansluiten
VOORZICHTIG
Installeer koelmiddelleidingen of componenten zo dat ze
niet worden blootgesteld aan stoffen die componenten met
koelmiddel kunnen corroderen, tenzij de componenten
gemaakt zijn van een materiaal dat inherent bestand is
tegen corrosie of beschermd is tegen corrosie.
▪ Leidinglengte. Houd de koelmiddelleiding zo kort mogelijk.
▪ Flare-aansluitingen. Sluit de koelmiddelleiding aan op de unit
met flare-aansluitingen.
▪ Isolatie. Isoleer de koelmiddelleiding op de binnenunit als volgt:
(a)
Dikte (t)
Ø
≥0,8 mm
t
Isolatiedikte (t)
)
i
≥10 mm
≥13 mm
≥13 mm
≥13 mm
FXKQ-A
VRV-systeemairconditioner
3P747532-1A – 2023.11