Probleemoplossing - Algemeen
Probleemoplossing - Algemeen
OPMERKING: Om onderdelenlijsten zoeken
voor de onderdelen die zijn geïdentificeerd in
de probleemoplossingstabellen raadpleegt u
de paginanummers in de onderstaande tabel.
Probleem
Functioneert niet.
Uitgangsvermogen laag op beide
slagen.
De drukmeter toont de luchtdruk,
maar de regelaar kan de luchtdruk
niet verhogen/verlagen.
Uitgangsvermogen laag op de
neerwaartse slag.
Weinig uitgangsvermogen bij
opwaartse slag.
Onregelmatige acceleratiesnelheid.
Draait traag.
Slaat af, hapert of houdt de druk
niet vast.
Er zitten luchtbellen in de vloeistof.
Slechte afwerking of onregelmatig
spuitpatroon.
22
Oorzaak
Ventiel dicht of verstopt.
Vloeistofslang of pistool verstopt.
Opgedroogd materiaal op verdringerstang.
Onderdelen van de luchtmotor zijn vuil,
versleten of beschadigd.
Er zit iets in de luchtleiding of er is onvoldoende
luchttoevoer. Ventielen dicht of verstopt.
Vloeistofslang/pistool verstopt; de slang heeft
een te kleine binnendiameter.
IJsafzetting in de luchtmotor.
Vuile of defecte luchtregelaar.
Open of versleten inlaatventiel.
Hoge viscositeit van de vloeistof.
Open of versleten zuigerventiel of pakkingen.
Vloeistoftoevoer is op, verstopte aanzuiging.
Hoge viscositeit van de vloeistof.
Open of versleten zuigerventiel of pakkingen.
Open of versleten inlaatventiel.
Mogelijk ijsvorming.
Versleten terugslagventielen of dichtingen.
Losse aanzuigleiding.
Verkeerde vloeistofdruk bij pistool.
Vloeistof is te dun of te dik.
1.
Voer de Drukontlastingsprocedure, pagina 11.
2.
Controleer eerst op alle mogelijke oorzaken en
problemen voordat u de pomp demonteert.
* Bepaal of de vloeistofslang of het pistool verstopt is
door de Drukontlastingsprocedure, pagina 11. Koppel
de vloeistofslang los en plaats een container onder de
vloeistofuitlaat van de pomp om vloeistof op te vangen.
Zet de luchttoevoer zover open dat er net genoeg lucht is
om de pomp te starten. Als de pomp start, zit de verstopping
in de vloeistofslang of het pistool.
Reinig de luchtleiding; verhoog de luchttoevoer.
Controleer of de afsluiters open zijn.
Reinig de slang of het pistool.*
Reinig de stang; de pomp altijd stilzetten op de
laagste stand van de slag; zorg dat het reservoir
gevuld blijft met een geschikt oplosmiddel.
Reinig of repareer de luchtmotor.
Reinig de luchtleiding; verhoog de luchttoevoer.
Controleer of de afsluiters open zijn.
Reinig de slang of het pistool*; gebruik een slang
met een grotere binnendiameter.
Draai de ontdooiingsregeling open.
Reinig de luchtregelaar of vervang deze. Zie de
procedure De regelaar reinigen op pagina 23.
Reinig het inlaatventiel of geef het een
servicebeurt.
Stel de afstandsbussen van de inlaat af.
Reinig het zuigerventiel; vervang de pakkingen.
Materiaal bijvullen en pomp voorvullen.
Reinig de aanzuigbuis.
Verlaag de viscositeit; stel de afstandsbussen
van de inlaat af.
Reinig het zuigerventiel; vervang de pakkingen.
Reinig het inlaatventiel of geef het een
servicebeurt.
Stop de pomp. Draai de ontdooiingsregeling
open.
Repareren onderpomp. Zie De onderpomp
verwijderen, pagina 24.
Vastdraaien. Gebruik compatibele vloeibare
schroefdraadafdichting.
Zie de handleiding van het pistool; lees de
aanwijzingen van de fabrikant van de vloeistof.
Pas de vloeistofviscositeit aan; lees de
aanwijzingen van de fabrikant van de vloeistof.
Oplossing
3A9175D